
“Toen ik de blog van De Kritische Magier had gelezen dacht ik meteen: de clubgeest! Dat is wat ik en vele anderen zoeken. Daarom gaan we naar die cursussen die eigenlijk niks opleveren. Daarom zijn die new age/wicca groepen zo aantrekkelijk, hangen we een middag de sjamaan uit, spelen we magie of wordt er intuïtief geschilderd.
Het gaat er niet om WAT we doen maar DAT we het doen, groepsgewijs. Nu heet ons clubje een coven of een mysterieschool, vroeger heette dat De Stokroos en de Padvinderij. Daar werd de clubgeest gekweekt, daar liggen de wortels van het wij-gevoel: de soft spot waar louche mysteriescholen zo gretig gebruik van maken. Ik wil het beeld schetsen en het beest eruit laten. /Dan hebben de Sterzoekers misschien een antwoord op de vraag waarom intelligente mensen zich met onintelligente dingen bezig houden.
Elke dinsdagavond om half 7 opende de omgebouwde garage de deuren voor de jeugd. Frisse jongens en meisjes tussen 8 en 12 jaar stroomden toe. Aan de schragentafels zaten wel tien kinderen met verwachtingsvolle gezichtjes. Dit was hun avond, de avond van de Stokroos.
De leidster was een gezette dame van middelbare leeftijd. Meestal was ze in een goeie bui, maar soms had ze een humeur als een beer met eksterogen. Waarschijnlijk was ze in de overgang maar daarvan wisten wij helemaal niks.
De Stokroos had een clublied. Met het zingen van deze hymne werd de avond begonnen. Daarna volgde een verhaaltje uit de bijbel en een christelijk liedje. De Stokroos was op mild-christelijke leest geschoeid en daarom waren deze plichtplegingen inspirerend maar niet indringend.
Wij leefden naar de Stokroosavonden toe. Onze knutselwerken boden we thuis trots aan. Ze werden met enthousiasme en dank ontvangen, maar de voorwerpen verdwenen na verloop van tijd toch op raadselachtige wijze. Het maakte ons niet uit zolang we maar op dinsdagavond naar de Stokroos mochten. Dan droegen we onze insignes, de vilten roosjes in de verschillende kleuren (wit voor het eerste jaar, roze voor het tweede, rood voor het derde en geel voor het vierde jaar). Die insignes werden op het bijpassende halsdoek gespeld. Op dat halsdoek zaten gekleurde banden die bij het insigne van dat jaar hoorde. Trots droegen wij deze versierselen op de dinsdagavonden.
Een per jaar werd er een installatieavond gehouden in een buurthuis-met-podium. Dan werden de nieuwe jaarinsignes uitgereikt en de avond werd extra feestelijk gemaakt door de opvoering van een toneelstukje van het genre klucht. Wij waren de acteurs m/v, de decors waren zelfgebouwd.
Alle ouders waren uitgenodigd. Meestal kwam mijn moeder omdat mijn vader een beter excuus had om niet te gaan. Door een van de vele motgaten in de toneelgordijnen sloegen wij de instroom van het publiek gade, halfdood van de plankenkoorts. Ach, de opvoering van de klucht was altijd een succes. Het publiek in de zaal moedigde elkaar ook aan in het enthousiasme, al hadden die aanmoedigingen soms toch een wat gewelddadig karakter. Ons deerde dat niet en vol enthousiasme zetten wij de klucht op de planken.
De kluchtigheid van ons spel werd versterkt doordat er acteurs struikelden over de kostuums die van de verschillende rommelzolders kwamen, of het decor sukkelde om. Karton is immers geen stabiel materiaal. Soms werden teksten vergeten en de souffleur had net zijn mond vol drop. Het deed allemaal niets af aan het laaiende enthousiasme uit de zaal.
Na afloop ging ieder trots naar huis met een nieuw jaarinsigne, nog druk napratend over het prachtige toneelspel. Nee, geen wilde paarden konden ons van de Stokroos verre houden. De clubgeest was ijzersterk en regeerde ons jonge leven.
Altaarkleedjes borduren? Ja, graag! Buideltjes maken voor magische frutsels? Hoera! Een clublied, een eed, een insigne (lamen geheten), een andere kleur koord? Heerlijk! O, als ik toen geweten had welke vreemde vruchten er aan de stam van de Stokroos zouden groeien, dan was ik gillend weggelopen. Al was de Stokroos niet uniek in zijn soort, hier zien we toch de magische basis van het groepsgebeuren: de clubgeest.”