donderdag 24 februari 2011
dinsdag 22 februari 2011
(3) Zo Boven, zo Beneden in de Egyptische Tempelritus
Het begrafenisritueel is een rite de passage, een van Overgang naar een nieuwe fase van bet bestaan, zoals riten bij geboorte, puberteit en huwelijk. De Egyptenaar was zich zeer bewust van zijn eindbestemming aan genezijde van de dood. Alleen door een rituele begrafenis was men in het oude Egypte zeker van een goed lot in bet hiernamaals.
Zeer sterk was het geloof, dat bet leven na de dood werd voortgezet. Wij zien in de graven afbeeldingen van oorden in bet hiernamaals, waar bet goed toeven is, waar bet koren hoog groeit en overvloed van water is. Maar daar to komen, ging niet vanzelf. en zeer vaststaand ritueel moest dit realiseren. Dat ritueel is in de loop der tijden aangevuld en gedemocratiseerd, maar is in grote trekken, zoals dat bij een ritueel past, zichzelf gelijk gebleven.
Alles hangt of van bet nakomen van de voorschriften, Ook hier bestaat bet ritueel uit een vaste orde van traditionele handelingen, die naar de zin boven zichzelf uitreiken en uitwerking hebben tot over de grenzen van bet eindige. Tot de riten behoorde de mummificatie, die niets anders is dan een duurzaam maken van bet lichaam, dat voor een voortbestaan nodig was.
In Egypte gaat bet niet om een onsterfelijke ziel, die zoals bij de Grieken de kerker van bet lichaam verlaat en dit als minderwaardig stoffelijk overschot achterlaat. Om to kunnen leven, moet iemand een huis hebben. Zo is ook voor de dode het grafgebouw van betekenis. Het graf noemde de Egyptenaar zijn 'eeuwig huis'. Gewone huizen werden van kleitichels gebouwd. Zij waren vergankelijk. Maar bet graf werd van duurzame natuursteen gemaakt of uitgehouwen in een rots en men begon al tijdig gedurende zijn leven met de aanleg.
De dode woonde in zijn graf. Daar brachten nabestaanden de spijsoffers, die hem in leven moesten houden. Het gehele begrafenisritueel omvatte niet minder dan 16 fasen, die hier alleen beknopt aangeduid kunnen worden.
1. Het verlaten van het sterfhuis, waarin een emotionele dodenklacht had plaatsgevonden, zoals men nog in de hele wereld van het Nabije Oosten bij een begrafenis luid uiting geeft aan zijn gevoelens.
2. De sarcofaag wordt op een schip gezet en naar de balsemingsplaats getrokken, die reinigingstent of godshal wordt genoemd. Daar wacht de dodengod Anubis in de gestalte van een priester met een jakhalsmasker. Het is deze god, die over de balseming waakt en die ook het dode lichaam van de god Osiris geconserveerd heeft.
3. In de 'Hal der Vereniging' worden offers ten gunste van de dode gebracht. Hierbij zijn ook twee roofvogels, twee wouwen, betrokken, die Isis en Nephthys voorstellen, de zusters van Osiris, die hun dode broeder door zangen opwekten uit de dood.
4. De processie gaat op weg naar een heilige stad in de Delta, Sais. Dit alles stamt uit een zeer oud koningsritueel, waarbij de gestorven koning een rituele reis maakte naar de vier heilige steden van Noord-Egypte, Sais, Buto, Mendes en Heliopolis, bekend als Butische begrafenis.
5. De volgende episode was dan ook de reis naar Buto. De sarcofaag wordt op een slede gezet en door runderen over land voortgetrokken. Voor de dode wordt melk geplengd en hij wordt bewierookt.
6. Een bijzonder soort dansers, de Muu, ontvangen de sarcofaag met de dode. Zij dragen rieten kronen. Het zijn de gestorven Butische koningen, die hun overleden opvolger in hun midden ontvangen.
7. De processie begeeft zich naar Heliopolis, de zonilestad. De dode bevindt zich in een schrijn op een boot, die door vier mensen getrokken wordt. Aan boord bevinden zich priesters. Deze scene is een van de meest afgebeelde. De mummie wordt uit het begrafenisschip getild. Vaak zien we de mummievormige doodkist naar het graf gedragen worden. Daar wordt deze rechtop gezet. Rechtop gezet worden is op zich zelf al een rite van verrijzenis. De weduwe is in een grauw en gescheurd rouwgewaad gekleed. Nu zien we to midden van het ritueel een zeer menselijk gebeuren. De weduwe omklemt de voeten van de mummievormige doodkist en laat haar tranen de vrije loop.
Er zijn dodenklachten van weduwen bekend, die luiden:
"Hoe kon je me toch alleen laten en gaan naar het oord van het zwijgen?"
Het is, of het ritueel bij de ontroostbare vrouw niets uitwerkt. In elk geval is dit een merkwaardigheid in het gedrag van de deelnemers. Een priester verricht de reiniging van de mummie door er water over to plengen uit de nemset-kruiken. Ook werd voor de dode gewierookt. Ongetwijfeld heeft men in het oude Egypte hierbij gedacht aan leven schenken. Voor de kist stonden grote boeketten opgesteld
Een boeket heet in het Egyptisch anch, een woord, dat ook 'leven' betekent. De boeket was een drager van leven en deelt dit aan de dode mee. Het geven van een boeket was dus een uiterst zinvolle rite de passage.
Een zeer bijzonder onderdeel is de rite van de mondopening. Een bepaalde dodenpriester, de sem, gekleed in een pantervel, raakt met een beeldhouwersdissel de mond van de mummie aan. Daardoor wordt de mond geopend en kan weer spreken. Dit is zeer belangrijk voor de dode, want hij krijgt in zijn dodenboek spreuken mee, die hem in het hiernamaals tegen gevaren moeten beschermen en hem moeten laten participeren in een gelukzalig leven. Hij is nu in staat deze spreuken to reciteren.
Eigenlijk is dit een ritueel, dat aan de begrafenis voorafging en in de beeldhouwerswerkplaats thuis hoort. Daar werden de grafbeelden gemaakt, die als dubbelganger, ka, van de dode gelden. Zij zijn een tweede ik en dragers van ka-kracht.
8. Evenals bij de goden in de tempelcultus wordt de ka, de levenskracht in de offers, op de ka van de dode overgedragen en zo wordt hij bewaard in het leven. Een beeldhouwer heet in het Egyptisch seanch, d.w.z. levendmaker. Hij bewerkt niet slechts een stuk steen, maar schept leven. Hij is in de meest letterlijke zijn creatief. In het beeldhouwersritueel klinken dan ook de woorden: "Pas op, kwets hem niet, sla zijn hoofd niet". Als de beitel uitschiet, zou hij de persoon kunnen doden en meer kwaad dan goed doen.
Het mondopeningsritueel laat niet alleen de mond functioneren, maar het hele lichaam. De armen kunnen zich weer bewegen, de voeten reppen zich. Zo wordt de dode tot nieuw leven gewekt. De werking van de rite is uitermate dynamisch.
9. In de negende fase wordt de sarcofaag door priesters in verschillende richtingen heen en weer getrokken, naar het Noorden en naar het Zuiden. Misschien wijst dit op contact met kosmisch leven.
10. De tiende episode is een ceremonie van de tekenu, een merkwaardige hurkende figuur in een dierenvel gehuld, door een priester voorgesteld. Hij stelt de stieregestalte van de zonnegod voor.
11. De elfde scene is het aandragen van de canopenkruiken. Dit zijn vier kruiken met als stoppen het hoofd van de dode. Zij bevatten de afzonderlijk geprepareerde ingewanden. Ook die moeten bewaard blijven, want de spijsvertering moet doorgaan bij het nuttigen van het offermaal.
12. In de twaalfde fase worden voor de mummie dodenoffers gebracht. Dit zijn spijs- en drankoffers, zoals ze aan de goden aangeboden werden. Door hun ka-kracht wordt de dode gevoed. Bij een graf behoorde soms een hele stichting met landerijen, om de dode van voedsel to voorzien. Afzonderlijke ka-priesters onderhielden deze voedseloffers. In grafspreuken worden lieden bedreigd, die het graf zouden willen schenden of de offers zouden onderbreken. Hierop berusten verhalen, dat archeologen, die graven hebben geopend, door de vloek van de dode getroffen zouden zijn.
De voedseloffers gaan dus na de begrafenis door. Soms is het al voldoende, de offerformule hardop to lezen: "1000 broden, 1000 kruiken bier voor de dode NN, die hier begraven ligt. Oproepen daartoe aan grafbezoekers of passanten staan op de graven: Lees voor mij de offerformule. Adem van de mond, d.w.z. enkel woorden, is nuttig voor de dode en bet kost u niets".
13. Bij de dertiende episode wordt de grafuitrusting aangedragen. Het graf als huis van de dode moet van meubilair voorzien worden. Daarbij zijn bergkisten, vaatwerk, amuletten, kleren en zalven. Ook worden de grafbeelden van de eigenaar meegevoerd, Deze functioneren a1s reservelichaam en hebben dezelfde zin als de geconserveerde mummie. Er zijn ook beelden van mythische figuren bij zoals de leeuwegodin Sechmet, die in bet kroningsritueel de kroon bewaakte. Dit gedeelte wordt afgesloten met bet slachten van een offerrund, waarvan bet hart en een schenkelstuk naar bet brandofferaltaar in bet graf worden gebracht.
14. In de veertiende scene wordt de sarcofaag bet graf ingedragen door de traditionele vrienden. Zij roepen: Naar bet Westen, naar bet Westen, bet land der rechtvaardigen, na bet uitvoeren van een schone begrafenis.
15. De vijftiende episode is de vaart naar Abydos, een heilige stad van de dodengod Oriris. Deze rituele vaart wordt uitgevoerd met een beeld van de dode, dat in bet graf wordt bijgezet.
16. De zestiende en laatste rite is een slotrite ter bescherming van de dode. Deze vindt plaats in een apart gebouw, 'bet huis van de tentpalen'. Er worden wierookoffers gebracht. De leespriesters citeren spreuken uit bet boek getiteld 'De bescherming vande god is om mij been'. De leespriesters kenden bet hiëroglyfenschrift en schreven de heilige boeken over. Zij kenden de teksten met magische uitwerking.
Veel uit dit ritueel was oorspronkelijk voor de koning bestemd. Voor minder goed gesitueerde mensen was bet to kostbaar en werd bet in verkorte vorm uitgevoerd, waarom bet niet minder effectief behoefde to zijn. Het oorspronkelijke koningsritueel werd steeds meer gedemocratiseerd. Het balsemingsproces duurde 70 dagen.
Alle riten hadden ten doel, bet voortbestaan van de dode mogelijk to maken. Rituele vaarten met de mummie of met een beeld van de dode namen een voorname plaats in. Zij hadden ten doel reizen naar de heilige steden van Osiris, Busiris in het Noorden en Abydos in het Zuiden. Evenals deze dodengod zou de overledene sterven en herleven. Het varen werd ook in verband gebracht met de vaart van de zonnegod in een boot langs de hemel. Deze boot deed hem zegevieren over gevaren, die hem bedreigden, en gold dan op zich zelf als een redder van de dood.
In teksten van het dodenboek, dat met de mummie werd meegegeven, komt een spreuk voor, die hem een plaats bij Re in de zonneboot garandeert, zodat hij met de god de macht van de duisternis overwint en in de cyclus van het kosmische leven wordt opgenomen (Dodenboek, spreuken 130 en 131).
Wat het gedrag van de deelnemers betreft, dit zal zeer emotioneel zijn geweest. De leden van het cortege laten korte oproepen horen, wensen voor een goede reis naar het Westen, het dodenrijk en de necropolis op de westelijke oever van de NijI tegenover Thebe. Het ritueel werd gedragen door een grote dynamiek. Het diende immers, om dat te bewerken, wat met eindige middelen onmogelijk was: de overwinning op de dood.
Naar het geloof van de deelnemers reikte de kracht van het ritueel en van de heilige spreuken daarin vervat tot over de grenzen van de eindigheid. Een grotere dynamiek van menselijk handelen is nauwelijks denkbaar. Des to merkwaardiger is de inhoud van een aantal liederen, die door blinde harpisten bij de uitvaart werden gezongen. Zij getuigen van scepsis aan de doeltreffendheid van de dodenverzorging. De moraal is "carpe diem", "pluk de dag",
Een van Deze liederen zouden stammen uit het graf van koning Antef, die regeerde aan het begin van de tweede tussenperiode ± 1640 v.Chr.;
"Hij is gelukkig, deze goede vorst,
de dood is een gunstig lot.
De ene generatie gaat voorbij,
een andere blijft sedert de tijd van de voorouders.
De goden, die weleer waren, rusten in hun graven,
gezegende edelen zijn ook begraven in hun tomben.
En toch, zij, die graven bouwden,
hun plaatsen zijn vergaan.
Wat is er van hen geworden?
Ik heb de woorden van (de oude wijzen)Imhotep en Hardedef gehoord,
wier uitspraken in hun geheel worden geciteerd.
Wat is er van hun plaatsen geworden?
Hun muren zijn ingestort, hun grafsteden zijn vergaan,
alsof zij er nooit waren geweest.
Niemand komt terug van daarginds,
om van hun toestand to vertellen,
om to verhalen van hun noden
en onze harten gerust to stellen,
totdat wij daarheen gaan, waar zij heengingen.
Daarom: Verblijd u van harte,
vergeten doet u goed.
Volg uw wensen, zo lang geleefd!
Plaats myrrhe op uw hoofd,
kleed u in fijn linnen.
Zalf u met olie, zoals die bij een god past.
Stapel uw vreugde op,
last de moed niet zinken!
Volg uw wensen en uw geluk,
doe dingen op aarde, naar uw hart u ingeeft.
Wanneer die dag van betreur tot u komt,
de Vermoeide van Hart(de dodengod Osiris)
hoort hun rouwklacht niet.
Geween redt niemand van de groeve.
Vier een blijde dag,
Word er niet moede van.
Zie, niemand mag zijn bezittingen met zich mee nemen,
zie, niemand, die heengaat, komt terug".
De laatste regels gaan lijnrecht tegen het ritueel in. Ook wij zeggen van ons bezit tegen de achtergrond van de dood: Je kan het niet meenemen. De riten zijn juist gebaseerd op het geloof: je kan het wel meenemen. De dode had alles bij zich in zijn graf, wat hij ook in het aardse leven gebruikt had, een tafel en een stoel, een rustbed en landbouwgereedschap en alles voor een goede maaltijd, zodat het leven
voortgang kon hebben".
Dit is het derde deel, uit een serie van blogjes, over de dagelijkse tempelrites in het oude Egypte.
Zie ook:
Deel een. over de dagelijkse ochtend rituelen
Deel twee. over de rituelen voor de minder belangrijke Egyptische goden.
(2) Zo Boven, zo Beneden in de Egyptische Tempelritus
Meermalen valt te lezen in oud Egyptische teksten, dat zij na hun dood offers hopen te krijgen, die van het altaar van de god komen. Wat gebeurde er tenslotte met de offeranden, die niet materieel door de goden of de doden genuttigd waren? Die werden naar bepaalde vastgestelde regels over de priesters verdeeld. Men zou die het salaris van het tempelpersoneel in natura kunnen noemen.
De priesters deden dienst tegen een vergoeding bestaande uit kost en inwoning. Hun woningen stonden op het terrein van het tempelcomplex. De goden hadden het wezenlijke deel aan immaterieel voedsel, de ka-kracht, Maat, het oog van Horus, eruit genoten. Het stoffelijk overschot was goed genoeg voor het tempelpersoneel. Het laatste beetje ka-kracht zal er wel niet uit verdwenen zijn, naar men dacht.
Er zijn gevallen van misbruik bekend, waarbij de priesters zich de offers toe-eigenden, voordat ze aan de goden aangeboden waren. Een tekst uit de tempel van Edfoe spreekt nadrukkelijk uit, dat de priesters mogen leven van de rantsoenen der goden, waarmee bedoeld wordt dat, wat van het altaar komt, nadat de god zich verzadigd heeft.
Door welke gevoelens werd de hogepriester bewogen, wanneer hij zijn taak in het heilige der heiligen vervulde? Volgens het Amonritueel spreekt hij voor het godsbeeld staande de woorden uit:
"Ik werp mij neer uit vrees voor u, ik kijk op uit liefde tot u"
Dit beantwoordt aan de beide aspecten van het heilige, mysterium tremendum en fascinans.
Aan de ene kant is het heilige het huiveringwekkende, dat, wat de mens to boven gaat en wat hem met ontzag vervult. Aan de andere kant voelt de mens zich ertoe aangetrokken, weet zich bij de godheid geborgen. Vrees en liefde mengen zich in het innerlijk van de officiant en bepalen zijn gedrag ten opzichte van de godheid.
Op de monumenten is het vrijwel altijd de koning, die als dienstdoend priester in het heilige der heiligen op de tempelreliëfs is afgebeeld. Hij was er de aangewezen persoon voor. Naar zijn zichtbare gestalte was hij een mens, maar naar de dogmatische opvatting zoon van de god, door zijn goddelijke vader zelf verwekt. Daarom was hij bij uitstek geschikt, als middelaar tussen god en mens in de cultus dienst te doen. In de praktijk kon hij natuurlijk niet in alle tempels tegelijk aanwezig zijn en werd zijn taak door de koningspriester waargenomen.
In de tempelliturgie werden door een koor hymnen ter ere van de god gezongen. Ook deze hymnen hadden een uitwerking: zij brachten iets op gang in de niet-empirische wereld. Wat de hymnen bezingen, wordt gerealiseerd. Zij werken hetzelfde uit als de offers: de god wordt met lofzangen verzadigd, zoals de teksten zeggen.
Amon wordt vooral gehuldigd in zijn aspekt als zonnegod, dat hij van de oude Heliopolitaanse god Re heeft overgenomen. Hij gaat op in stralend licht. Als schepper brengt hij oneindig veel schepselen uit zich tevoorschijn. Hoewel zichtbaar aan de hemel blijft hij toch naar zijn wezen verborgen.
Ondergang en opgang van de zon verlopen volgens een waste periodiciteit. Elke nieuwe morgen is gelijk aan de eerste opgang bij het begin van de schepping, toen de zonnegod verscheen uit het oerwater. Aan het begin van de dag wordt de zonnegod als kind herboren.Zijn loop is er een van periodieke zelfvernieuwing. Hij bracht de goden voort door zich to bevruchten met zijn eigen zaad en zijn mond diende hem tot moederschoot.
Hij is een androgyne god, man en vrouw in een gestalte. Wanneer hij iets voortbrengt, is hij onafhankelijk van een partner. De mensen ontstonden uit de tranen van zijn oog, toen hij weende, het oud Egyptisch woord voor mens mensen ia; rm1; en voor wenen; rmj. De goden zijn dus evenzeer zijn schepselen als de mensen en aan hem ondergeschikt. Hij is bij uitstek god, de unieke. Bij zijn verschijnen begroeten de mensen hem met gejuich. Zij behoeven dus niet naar een tempel to gaan, om de god eer to bewijzen. Zij kunnen dat overal doen, waar zij hem aan de hemel zien opgaan. Het fragment van de hymne luidt aldus:
" Wees gegroet, zielevogel, onderscheiden van verschijningsvorm,
zonneschijf, stralend van licht,
heer van verschijning met fonkelend ornaat,
goddelijkste god, die zichzelf heeft gebaard.
Die kwam als een enkele en tot miljoenen schepselen werd.
Elke andere god ontstond uit hem.
Grote verborgene, wiens beeld men niet kent,
die aan het hoofd staat van het gehele negental goden.
Die opgaat aan de hemel,
opdat hij zijn stralen vertoont en de aarde verlicht met gouden schijn.
Die in de morgen komt en zichzelf opnieuw tot kind maakt,
die zich verjongt en de eeuwigheid doorloopt.
Die uit het oerwater opkwam, toe de aarde nog in het duister was.
Door de stralen van wiens pupil men ziet.
De goden komen uit zijn mond to voorschijn
en de mensen uit zijn oog.
Zij kussen de aarde uit ontzag voor hem.
Hij schiep de aardbodem, om zich daarop neer to laten,
de eerste maal, dat hij ontstond.
Die dit land schiep en alle dingen baarde,
die zorgt voor het levensonderhoud van zijn bewoners.
Men heft gejuich aan, omdat gij opgaat uit het oerwater,
en lofgezang uit ontzag voor u.
De goden van de omtrek des hemels werpen zich voor u neer.
Allen, die door u zien, wanneer gij u vertoont in het lichtland,
zijn vroeg op, om u to aanbidden.
Het welgevallen aan u vergaat niet in de harten,
sedert gij de aarde bevolkt hebt met dat, wat uit u voortkwam.
Gij zet hun handen aan het werk.
Wat gij bevolen hebt beklijft.
Wat gij voleindigd hebt, is voleindigd.
Een hymne uit het Amonritueel luidt aldus;
"Hoog, hoog, hoog zijt gij in het lichtland.
Re heeft u het scheppingswoord en kennis gegeven.
Welbeminde, gij hebt offers en spijzen ontvangen.
Gij verzadigt u in het offerveld.
De hemelingen komen tot u in gejuich.
Zij beschouwen u als hun vader, zij onderkennen u als hun
heer.
Gij zijt ontstaan als hun meerdere in uw naam van Chepre.
Zij naderen tot u in uw naam van Re.
Zij zijn niet verre van u in uw naam van Atoem".
De zonnegod wordt hier met verschillende namen genoemd als morgen-, middag- en avondzon. Op deze namen worden woordspelingen gemaakt, die in een vertaling niet tot hun recht komen.
Dit is het tweede deel, uit een serie van blogjes, over de dagelijkse tempelrites in het oude Egypte.
Zie ook:
Deel een. over de dagelijkse ochtend rituelen.
Deel drie. over de rituelen rond dood en begraven
maandag 21 februari 2011
(1) Zo Boven, zo Beneden in de Egyptische Tempelritus
Boven de ingang van de poort tussen de pylonen is meestal een gevleugelde zonneschijf afgebeeld. De vloeren van de tempels lopen trapsgewijs naar het heilige der heiligen op. Deze trap stelt de heuvel voor, die in de oertijd uit de wateren verscheen en waarvandaan de zon voor het eerst opging.
Behalve dat deze kosmische symboliek te vinden is in de Egyptische architectuur. speelde deze ook een rol in de riten in tempel rituelen. De riten hadden o.a. ten doel, de periodieke verschijning van de zon in stand to houden. Cha, 'verschijnen' is een werkwoord, dat tevens de naam van de oerheuvel weergeeft. In het Grieks luidde deze uitdrukking 'Epiphanie'. Vele vorsten uit de Hellenistische tijd en ook farao's heetten Epiphanes, de Verschijnende. De Oosterse kerken kennen nog het Epiphanien-feest aan het begin van het nieuwe jaar, dat gevierd wordt, wanneer de dagen gaan lengen.
Hoe verliep een Egyptische tempeldienst? Voor dag en dauw zijn de priesters al opgestaan en beginnen met een ritueel bad in de tempelvijver. Het water daarvan stelt het oerwater voor, waaruit de zon in den beginne van de oerheuvel verrees. Ook voor de priester betekent dit bad een regeneratie, een wedergeboorte tot nieuw leven.
De priesters brengen de offers in gereedheid, die gebracht zullen worden en zetten die in de tempelruimte klaar. De uurpriester en sterrenkijker, de man met astronomische kennis, had plaats genomen op het tempeldak. Op het moment, dat de zon boven de horizon verschijnt, gaf hij een teken, dat aan de hogepriester wordt doorgegeven, die het donkere heilige der heiligen opende en er een olielamp aansteekt voor de kapel met het godsbeeld.
Dit moest precies op tijd gebeuren. Macro- en microkosmos moeten op elkaar zijn afgesteld, anders werkt de rite niet. Het ontsteken van het licht helpt de zon op to gaan. De hogepriester is "hij, die de deuren des hemels opent, om te zien degene, die erin is"
De kapel met het godsbeeld is dus een beeld van de hemel, de woonplaats van de zonnegod. In deze hemel op aarde, in kosmisch verband opgenomen, verricht de hogepriester zijn dienst aan het godsbeeld. Zo wordt het kosmische leven in stand gehouden en is het welzijn van land en volk verzekerd.
Deze rituele handelingen hebben alleen zin, wanneer zij boven zichzelf uit wijzen en een kosmische werking hebben. Zo gezien, zijn de riten vervuld van een enorme dynamiek. Elke handeling, die de hogepriester verricht, heeft een symbolische meerwaarde en verwijst naar wat de mythen over het gebeuren in de godenwereld zeggen. Zo is er telkens een nauwe relatie tussen rite en mythe. Zo is er nauwe relatie tussen datgene wat boven en hetgeen benden is.
In het tempelritueel is er een spreuk bij het openen van de naos met het godsbeeld. De titel is "Spreuk, om het zegel to verbreken". Bij de rite van het wegschuiven van de grendel is er in de spreuk, die daarbij gezegd wordt een woordspel. Zegel heeft in de oud Egyptisch spraak dezelfde basis klanken als vinger. De spreuk heet 'de dbct verbreken' en de hogepriester zegt in feite: "de, de vinger, wordt weggetrokken". Voordat de grendel weggetrokken wordt, moet n.l. eerst het zegel verbroken worden, waarmee de deur van de kapel bij een vorige gelegenheid verzegeld is.
Dit wegschuilen van de grendel verwijst op mythische niveau naar "De vinger van Seth die wordt weggetrokken uit het oog van Horus, zodat het gezond wordt, de vinger van Seth wordt losgemaakt uit het oog van Horus, zodat het gezond wordt".
Wat heeft dit te betekenen? De mythe zegt, dat twee elkaar vijandige goden, Horus en Seth, met elkaar streden. Horus ontrukte aan Seth zijn testikels en Seth beschadigde het oog van Horus. Testikels en oog zijn beide levenssymbolen. Zij ontnamen elkaar de levenskracht.
De mythe zegt, dat het oog van Horus genezen werd, en zo is het oog van Horus eensymbool geworden van het leven, dat zich uit de dood regenereert. De hogepriester verricht met het wegschuiven van de grendel een daad van herstel van het leven. Herstel van het leven van de god, dat is eigenlijk de zin van de gehele offerdienst.
Voor een Egyptenaar was overeenkomst van klank al een wezenlijke overeenkomst. Alleen al door het gebruik van het woord dbc(t) wordt een relatie gelegd tussen rite en mythe. De rite van het openen van de kapel is een van de 66 episodes, waarin het gehele ritueel van de morgendienst is verdeeld, elk met een eigen betekenis en een eigen spreuk. Voldoende stof om een heel veel blogjes over te schrijven.
Op het moment, dat de kapel geopend wordt en de hogepriester het godsbeeld tevoorschijn haalt, en terwijl de zon daarbuiten bezig is, zich boven de horizon to verheffen, zet een priesterkoor een morgenhymne in: "Ontwaak, grote god, in vrede. Ontwaak', gij zijt vredig". Deze regels worden als een litanie herhaald . Zij zijn een wekroep tot de zonnegod gericht. De ogen, de wenkbrauwen, het gezicht en alle lichaamsdelen van de god worden afzonderlijk met deze wekgroep tot nieuw leven gebracht.
In het heilige der heiligen bevond zich de kleine kapel, waaruit de hogepriester het beeld van de god to voorschijn haalde. Verder zijn daar een kleine boot, waarin de zonnegod langs de hemel vaart, en die ook bij processies werd gebruikt, een kist met cultusvoorwerpen en stukken linnen, een olielamp, die de priester bij zijn handelingen licht verschaft, en een offertafel.
De hogepriester ging met een schaal terug naar de afdeling van de tempel, waar priesters op ronde tafeltjes de offers hadden gereedgezet. Zij bestonden uit broden, koeken, stukken vlees, groenten en vruchten. De hogepriester nam alleen een brood en een koek op de offerschaal mee terug en plaatste die voor de god in het heilige der heiligen. Wat aan de god als materieel voedsel werd voorgezet, wordt immers door bet godsbeeld niet werkelijk geconsumeerd. Het offerbrood werd geconsacreerd met wierook en libaties van wijwater.
Wierook heet in bet Egyptisch sntr en het woord voor god is ntr. De causatiefstam sn r betekent dus letterlijk "goddelijk maken". Door de riten van wieroken en libaties wordt het gewone brood goddelijk gemaakt. De riten bewerken zoiets als een transsubstantiatie.
Wat aan de god wordt aangeboden, is zijn eigen goddelijke substantie. De god wordt met hetgoddelijke versterkt. In bet offer ontvangt de god zijn eigen wezen. Er is nog een andere Egyptische visie op het offer. Het eigenlijke van het offer is niet de stoffelijke empirisch waarneembare buitenkant. Het brood is drager van een onzichtbare levenskracht, de ka. Ook een mens en een god zijn dragers van ka.
De teksten zeggen van tempel en dodenoffers, dat ze aan de ka worden aangeboden. De ka van de god wordt met de ka van het offer gesterkt en de god kan weer als god functioneren. Dit zou de innerlijke dynamiek van het offer genoemd kunnen worden. Het woord ka is soms ook een term voor voedsel. Het wezenlijke van het offer is niet op bevinding berustend.
De god in het oude Egypte is voor zijn functioneren op het offer aangewezen. God en mens waren wederzijds van elkaar afhankelijk. Deze opvatting kon soms tot krasse uitspraken leiden. Men kon de god ermee bedreigen, dat hij geen offers zou ontvangen, wanneer hij een gebed niet verhoorde, een staaltje van theurgie, het dwingen van de god.
In een dodenspreuk (Sarcofaagteksten Spreuk 146) gaat het over de wens, na de dood met zijn familie verenigd to worden in het hiernamaals. Goden van Heliopolis worden aangeroepen met de woorden:
"O Re, O Atoem, O Geb, O Noet, ziet deze NN, die naar de hemel, de aarde en de wateren gaat, om zijn familie to zoeken ...
Mogen met NN zijn kinderen en zijn concubines verenigd worden ...
Maar als er vertraging, verhindering of aarzeling is, om aan NN zijnvader terug to geven en zijn moeder vrij to laten ....
dan zal men de scepter van Re wegnemen, dan zal men de stukken vlees van de offertafels der goden verwijderen, dan zal men geen koeken meer offeren, dan zal men geen wittebrood meer bereiden, dan zal men Been ribstukken meer leveren aan de slachtplaats van de god".
Zulke teksten werpen een bepaald licht op het gedrag van de offeraar en zijn houding tegenover de goden. Wat een priester voor de god doet, is hetzelfde als wat een dienaar voor zijn heer doet bij diens verzorging in de morgen: baden, aankleden, zalven en spijzigen.
In de tempeldienst heeft dit alles een rituele meerwaarde. Het aankleden van het godsbeeld bestond uit het bekleden met vier banden van het fijnste linnen in de kleuren wit, blauw, groen en rood.
Behalve van het oog van Horus als levenssymbool, waarbij vele offers alleen als "oog van Horus" werden aangeduid, is er nog sprake van het Maat-offer. Maat is een woord, dat juistheid of gerechtigheid kan betekenen, maar dat ook een aanduiding is van de vaste kosmische orde, waardoor de schepping in stand blijft.
Het is die orde en regelmaat, die door de vaste omloop van de zon wordt gevestigd. Maat wordt dan ook de dochter van Re genoemd. Zij behoort tot het wezen van de god. Ook hier wordt in het offer aan de god aangeboden wat wezenlijk voor hem is. Soms wordt dit offer zo afgebeeld, dat de koning een klein beeldje van de godin Maat aan de god aanbiedt. Re, de zonnegod, vestigt Maat, maar hij leeft ook door Maat.
De woorden, die de priester bij dit offer in het ritueel spreekt, luiden;
Ik kom tot u, ik ben de god Thoth,
mijn beide handen dragen Maat ...
Maat is gekomen, opdat zij met u zij.
Maat is overal, waar gij zijt,
opdat ge tevreden met haar zijt ...
Gij komt to voorschijn uit Maat,
gij leeft van Maat,
uw beide armen verenigen zicht met.
Maat, gij maakt, dat Maat op uw hoofd rust en dat zij haar plaats inneemt op uw kruin.
Wat uw dochter Maat betreft,
gij verjongt u door het zien van haar,
gij leeft door de geur van haar dauw ...
gij zalft uw hoofd met Maat ... ,
uw kraag en uw lint zijn Maat,
de kleding van uw lichaam is Maat.
Gij eet en drinkt Maat. Uw brood is Maat, uw bier is Maat.
Gij ruikt wierook als Maat, de adem van uw neus is Maat".
Uiterlijk is bet offer materieel, maar in feite gaat bet om een immateriële waarde, zoals Maat, de kosmische orde, waardoor de god leeft. Maat is de dochter van Re, zij komt uit hem voort, daar Re door zijn vaste loop de kosmische regelmaat vestigt. Zo offert men ook in het Maat-offer aan de god zijn eigen wezen.
Een late tekst in de tempel van Philae zegt van de koning, die Amon het Maat-offer brengt, dat "hij tot voor het aangezicht van de god diens doorluchte wezen doet naderen"
Nadat alle handelingen volbracht zijn, plaatste de priester het beeld van de god weer terug in de kapel, die hij nog een keer bewierookt. Hij verliet bet heilige der heiligen achteruitlopend en zijn voetsporen met een bezem uitwissend, zodat niets menselijks achterbleef.
Behalve deze morgendienst waren er ook nog dagelijks een middag- en een avonddienst. De riten daarbij waren veel beperkter en het heilige der heiligen bleef gesloten. Hoofdzakelijk ging het om plengoffers en wierookoffers bij de kapellen van de nevengoden, die in de tempel van de hoofdgod werden vereerd.
Dit is het eerste deel, uit een serie van blogjes, over de dagelijkse tempelrites in het oude Egypte.
Zie ook:
Deel twee. over de rituelen voor de minder belangrijke Egyptische goden.
Deel drie. over de rituelen rond dood en begraven
woensdag 16 februari 2011
Slang op je Hoofd
In de speurtocht naar Egyptische magie kwam Sterzoeker een wel heel opmerkelijk dame tegen, met een bronzen slang in het weinige haar dat ze nog bezat. Die slang, die hebben we eerder gezien. Komt deze slang u ook zo bekend voor? Om over wie en wat deze dame is, nochtans maar niet te spreken..... daar komen we later op terug.
dinsdag 15 februari 2011
De Klopgeest
Een op verschillende plaatsen duidelijk klinken van klopgeluiden betekent hoogstens dat er iemand, of iets aanwezig kan zijn. Sterzoeker had kunnen reageren door hardop vragen te stellen waarbij we hadden kunnen eissen dat twee keer kloppen voor "ja" staat, drie keer voor “neen” of omgekeerd. Dit kan goed zijn, indien we zeker hadden geweten dat er een geest aanwezig was. Maar het kan ook iets anders zijn. Misschien was het wel een verdrogend stuk hout. We zouden dan door de antwoorden op de gestelde vragen allerhande vreemde conclusies trekken ten aanzien van onszelf en van de klopper.
Vergeef ons, dat we hier een goede manier van hen, die met de geest willen communiceren onderwerp aan enige kritiek. Er zijn veel verschijnselen, die uit andere dan geestelijke oorzaken kunnen voortkomen. Brengen wij deze zonder nadenken onder het hoofdstuk "dolende geesten of spoken”, dan is de kans groot dat wij onszelf misleiden. Sterzoeker kent immers zelf ook de kunst van reizen in de geest en brengt de laaste tijd zo nu en dan nog wel eens bezoekjes op plaatsen die eigenlijk "verboden toegang zijn voor onbevoegden".
Deze klopgeest had dus evengoed als net Sterzoeker een mens kunnen zijn die even een kijken kwam nemen in de keuken van Sterzoeker en zich kenbaar wilde maken door netjes aan te kloppen. Mocht u onverhoeds last hebben van klopgeluiden, check dan even of het Sterzoeker is of dat het een andere oorzaak heeft. :-)
Nu hadden we de zaak eenvoudig kunnen negeren, maar dit werd ons onmogelijk gemaakt omdat het kloppen elke dag wel een paar keer passeerde. Nu bezit Sterzoeker hele mooie wierookmengelsels waarin onder meer mirre voorkomt. Door dit te branden en een banishing ritueel uit te voeren en door zout te strooien in de vertrekken waar de verschijnselen plaatsvinden, hadden we de doolgeest gemakkelijk uit kunnen bannen. U zult zien, dat ze meestal verdwijnen en niet terugkeren.
Nu is Sterzoeker in de benadering van spoken en spookverschijningen vooral nuchter. Heel wat ratten, muizen en takken hebben lange tijd geestelijke waarden vertegenwoordigd voor mensen, die graag daarin wilden geloven. Juist als u wilt geloven in zogenaamde spoken, in aardgebonden geesten en al wat daarmee samenhangt, moet u nuchter zijn. U zult ontdekken, dat een groot gedeelte van de verschijnselen eenvoudig te verklaren of op te heffen is. Wat er dan nog overblijft is reëel genoeg. Zo mogelijk ook in dit klop-geval.
Spoken zijn als nozems uit de geest en we kunnen ons realiseren dat een spook in vele gevallen alleen maar een geest is, die tracht zich te oriënteren of een persoon, die door een hem obsederend denkbeeld ten aanzien van deze wereld of de ontwikkelingen daarop bij u aanklopt. Ook kan het een nieuwsgierig mens zijn die in geest reist, een missie heeft en even een kijkje komt nemen. Alleen zij die waarlijk deze kunst van het remote vieuwen beheersen zijn dan in staat om zich kenbaar te maken middels klopgeluid. Een zeker medegevoel is dan ook ons inziens wel terecht. Vandaar ook dat Sterzoeker zonder nog enige conclusie te trekken opzoek ging naar de veroorzaker van het klopgeluid.
Na goed luisteren kwam Sterzoeker tot de conclusie dat het klopgeluid zich helemaal niet in huis bevond, maar zich veel eer buiten het huis manifesteerde en wel bij het raam, echter als Sterzoeker dichter bij het raam naderde verdween het klopgeluid. Daarop volgde het onderzoek waarbij Sterzoeker op enige afstand van het raam rustig in een stoel ging zitten, zonder te bewegen, afwachtende of de klopgeest zich opnieuw zou manifesteren.
Daar was het weer...tik..tik...tik... Een kleine bruine vogel met een rode borst fladderde tegen het raam en ging vervolgens op het raamkozijn zitten en pikte tegen het glas. Niks klopgeest dus, maar een dapper roodborst die op voedseljacht is en sinds een paar dagen fladdert het roodborstje constant tegen het raam. Hij knalt er niet tegen. Het lijkt haast wel of hij voor de gezelligheid in huis wil komen, om ons op te opzoeken Eerst zit hij in de boom waar hij van de vetbolletjes peuzelt en dan neemt hij een aanloopje en fladdert tegen het raam waarna hij op het raamkozijn gaat zitten, op het vensterglas tikt en vervolgens naar binnen gaat zitten kijken.
Hij vliegt niet hard tegen het raam, maar een volhouder is het zeker. Sterzoeker denk dat hij de boom met al het lekkers voor de vogels gespiegeld in het raam ziet. Daar komt het roodborstje op af. Tot groot ongenoegen van de 3 leukste kinderen van het universum laat Sterzoeker nu overdag het rolgordijn binnen naar beneden, dan spiegelt het minder. We kunnen nu alleen niet meer zien of hij het nog steeds doet. Het is leuk om te zien dat er zoveel vogeltjes op het wintervoer af komen. We hopen dan dat onze gevederde roodgeboorste vriend samen met alle koolmeesjes nog lang op bezoek blijven komen..
Als u dan toch een spook ontmoet, vraag heel vriendelijk wat het spook zou willen en maak duidelijk, dat u geen restaurant houdt, zodat u niet op elke wens zonder meer kunt ingaan. Vraag bovendien altijd aan een spook om even te bewijzen dat het gevraagde zinvol is. Als het dan na onderzoek een vriendelijk vogeltje blijkt te zijn, zet dan wat lekkere voer neer.
Verboden Toegang voor onbevoegden
In het Allard Pierson Museum te Amsterdam is vanaf dinsdag 19 april 2011 tot en met zondag 14 augustus 2011 de tentoonstelling 'Verboden Toegang voor onbevoegden - Geheimen van Egyptische tempels' te zien. De tentoonstelling geeft een overzicht van de zeer uitgebreide Egyptische godenwereld.
Er wordt geprobeerd, enige orde te scheppen in het verwarrende geheel van maar liefst om en nabij de 1500 goden. De verschillende scheppingsverhalen spelen daar een belangrijke rol bij. De positie van de farao is hierbij wat ambivalent, tussen de mensen en de godenwereld in.
De religieuze én wereldse functies van de talloze tempels in het land, de voor leken streng verboden en verborgen rituelen die zich daar afspeelden en de offers die gebracht werden komen ook ruimschoots aan bod. De verering van diergoden is hier een opvallend aspect van.
Tempels werden volgens strikte voorschriften gepland, gebouwd en ingericht. Ze waren een bundeling van een microkosmos als woning voor de godheid, en een kracht- en communicatiecentrale, wezenlijk voor het voortbestaan van de samenleving. Dit verhaal wordt verteld aan de hand van voorwerpen, zoals godenbeelden en tempelreliëfs uit het Allard Pierson Museum zelf en bruiklenen uit het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.
Bovendien zullen er virtuele reconstructies van enkele tempelcomplexen te zien zijn. Een en ander is tevens bedoeld als proefopstelling voor een deel van de geplande herinrichting van de Egyptische afdeling.
maandag 7 februari 2011
Sterzoeker Boek
Dit boek neemt je mee op een fantastische reis door ons zonnestelsel waar elementen van de wetenschap, mythologie en avontuur worden gecombineerd in een prachtig geschreven verhaal. De illustraties zijn magische en verbeelden perfect de woorden.
Aan het einde van de reis is er een informatief gedeelte over het zonnestelsel, de individuele planeten, de zon, de maan en de sterren. Zo worden astronomische basis begrippen gemakkelijk gemaakt en daar door voor kinderen makkelijk op te nemen. Dit is een geweldig onderhoudend boek, die zeer aan te bevelen is, ook voor volwassenen.
Helaas is naar sterzoekers weten dit boek nog niet in een Nederlandse vertaling verschenen.
THE RITUAL OF THE HIVE
A central Altar with the Altar Light should be set up. Also upon the Altar will be the Holy Seal of the Alexandrian Fraternity. There should be a thurible of sweet smelling, preferably floral, incense in the East, a white candle in the South, a Chalice of rain-water in the West, and a red rose in the North. There should be two additional candles of appropriate color in each Quarter
The Queen enters the ritual space for a short time before the others to build up the energy of the Hive-Temple. She stands quietly in the West visualizing the Holy Seal above her, and channels the energy of the Egregore through her down into the Circle, filling it with a brilliant white radiance.
Next, all others enter, the Overseer last of all. They circle the Altar three times deosil, then take their places. The Overseer in the East, and all others distributed through the cross-quarter points. The Overseer takes up the thurible and censes each of the Quarters, starting with East. Then he places the thurible down in the East. The Overseer gives a gesture of greeting to the Queen, and she returns it. The ritual commences:
Queen: Let the Temple of our Hive be opened.
Overseer: In the ancient manner, it shall be done.
Overseer goes to East, makes pentagram, and holds Incense aloft, invoking:
In the name of the Lord of the Earth, I open the East. I welcome Raphael, Regent of the Powers of Air, He who heals all wounds. Let the Currents of the Buoyant Wind blow forth, that they may aid our Wings in flight.
Overseer goes to South, makes pentagram, and holds lit Candle aloft, invoking:
In the name of the Lord of the Earth, I open the South. I welcome Michael, Regent of the Powers of Fire, He who calms all strife. Let the Rays of the Gleaming Sun shine forth, that they may lend their warmth to our hearts.
Overseer goes to West, makes pentagram, and holds Chalice aloft, invoking:
In the name of the Lord of the Earth, I open the West. I welcome Gabriel, Regent of the Powers of Water, He who is great in Love. Let the Showers of the Life-Giving Rain flow forth, that they may give us fertile fields.
Overseer goes to North, makes pentagram, and holds the Rose aloft, invoking:
In the name of the Lord of the Earth, I open the North. I welcome Uriel, Regent of the Powers of Earth, He who is Guardian of all Creatures that roam the Land. Let the Meadows of the Blossoming Earth flower forth, that they may sustain us and provide for us.
Overseer returns to the East, faces the Queen, and says:
Queen of the Temple of the Hive, all is ready.
Queen responds: Let the Work proceed.
Overseer faces Altar, and says:
By the authority of the Opener of the Ways, and the Manu El-heh-sedek, I declare this Temple of the Mysteries to be open. The intention of this working will be to mediate the energies of Love, Harmony, and Fellowship to the Egregore of the Alexandrian Fraternity, the symbol of which is the Honey-Bee.
Overseer turns to face Queen again, and says:
Queen of the Hive, the Way of Light is an arduous Path. Our course is fraught with obstacles to be overcome and temptations to be resisted. Though there are companions and guideposts along the Way, our Path is a solitary one, and we are sometimes beset with loneliness and confusion. We forget our duties and our purpose. Dear Queen, that we may not falter in our Work, remind us of our beginnings. From whence do we hail?
Queen: Long ago, at the end-time of the Third Swarm of Divine Sparks, the Way-Shower Melchizedek brought Three Gifts from Venus to Earth for the Fourth Swarm. The first Gift was the Bee, to provide honey, as well as to teach that much can be accomplished by working together in harmony. The second Gift was Grain, and was meant to nourish, as well as to teach that Many come from the One. The third Gift was Asbestos, to protect from Fire, as well as to teach that some things may burn, yet remain unconsumed.
Overseer: Whom do we serve?
Queen: We serve the Most High.
Overseer: How do we serve?
Queen: With Honor and Humility.
Overseer: What is our purpose?
Queen: To collect the Nectar of the Rose and transform it into the Gold of Honey.
Overseer: Whom does this benefit?
Queen: Those who have gone before, that their work may not have been in vain; Those who are yet to come that they may build upon our work; and last of all, ourselves.
Overseer: Why last of all, ourselves?
Queen: Love of All is the guiding force of the Hive. Love of All is Love of Self, but Love of Self is not Love of All.
Overseer: And if, perchance, that Love fails?
Queen: It must not fail.
Overseer: Then with speed let us work to that end. Brothers and Sisters, let us build the image of the Holy Seal of our Fraternity in our minds.
All present should now work to build an astral image of the Holy Seal of the Alexandrian Fraternity, about three feet in diameter, hanging motionless above the central Altar. Build it as clearly and vibrantly as possible. For this reason, each person participating in the ritual should have carefully studied the Seal beforehand. Give at least a full five minutes for this. When the designated time is up, the Overseer speaks.
Overseer: The Holy Seal is firmly fixed on the Inner Planes. Let us mediate the energies of Love, Harmony, and Fellowship to the Egregore of our Fraternity.
All now keep the image of the Holy Seal fixed in their minds, but now adding the symbol of the Rose-Cross superimposed on the Seal. While this is being done, each should also summon within himself the highest feelings of Love, Harmony, and Fellowship that he can muster, and direct this toward the Image. Again, at least a full five minutes should be given for this. When the designated time is up, the Overseer speaks.
Overseer: Dear Queen, our Aim has been accomplished.
Queen: For this we give thanks to the Most High. How do you fare?
Overseer: All is well with us.
Queen: Then under the authority of the Opener of the Ways and the Manu El-heh-sedek let the Temple of the Hive be closed.
Overseer now closes the Quarter Gates, starting with the East.
Overseer: Raphael, Archangel of the East, we thank Thee for Thy presence here. Return now to Thy proper place, to come again when there is need. In the name of the Most High, I close the East.
(Makes pentagram - extinguishes two Quarter candies)
Overseer: Michael, Archangel of the South, we thank Thee for Thy presence here. Return now to Thy proper place, to come again when there is need. In the name of the Most High, I close the South.
(Makes pentagram - extinguishes two Quarter candies)
Overseer: Gabriel, Archangel of the West, we thank Thee for Thy presence here. Return now to Thy proper place, to come again when there is need. In the name of the Most High, I close the West.
(Makes pentagram - extinguishes two Quarter candies)
Overseer: Uriel, Archangel of the North, we thank Thee for Thy presence here. Return now to Thy proper place, to come again when there is need. In the name of the Most High, I close the North.
(Makes pentagram - extinguishes two Quarter candles - returns to East)
Overseer: The Temple is closed.
Queen: Let us depart in the name of the Prince of Peace.
All now leave the ritual area. The Queen moves widdershins to the East, and takes the arm offered to her by the Overseer. They make three widdershins circumambulations and leave the circle. When they have departed, all others depart by making three widdershins circumambulations and leaving the circle. Let the Light on the central Altar burn for another hour.