De verhandeling over Isis en Osiris werd door Plutarchus, zelf een ingewijde in de Osiris-mysteriën, geschreven aan een medeingewijde, een vrouw, Klea genaamd. Dit werd in de tweede eeuw v. C. geschreven te Delphi. Het is het eenige samenhangende verhaal, dat er overgebleven is van de dood van Osiris en de omzwervingen van Isis. Ofschoon het van zoo laten datum is, heeft men gevonden, dat het over het geheel juist is, wanneer men het vergelijkt met de opschriften en beeldhouwwerken uit de tijden van de Pharao's.
Het zoogenaamde Ritueel van Denderah is onze voornaamste bron voor de aanbidding van Osiris in de voornaamste tempel van Egypte bij gelegenheid van de feesten in de maand Khoiakh. Het Ritueel is gebeiteld op de muren van de tempel van Denderah en geeft lot in bijzonderheden de plechtigheden, die in gebruik zijn, weer, tot zelfs de afmeting en het materiaal van de symbolische voorstellingen. Het opschrift dateert uit het Ptolemeïsche tijdperk, maar het Ritueel is aanzienlijk veel ouder.
"Mysterie-spelen" naar aanleiding van de dood van Osiris en van de overwinning van Horus op Set schijnen bij zekere groote gelegenheden gehouden te zijn in de voornaamste centra van godsdienst. De voornaamste rol was die van Horus, die in de hoofdstad werd vervuld door de Pharao zelf en in de provincies door de plaatselijke notabelen.
In de beginne vervloekte Ra Nut en zijn vervloeking bestond hierin, dat geen harer kinderen geboren zou worden op eenigen dag van eenig jaar. En Nut smeekte Thot om hulp, Thot, die haar lief had, de god van de tooverkunst, de geleerdheid en de wijsheid, hem, dien de Grieken Hermes Trismegistus noemden. Ofschoon de vervloeking, die eens door de grooten God Ra geuit was, nimmer herroepen kon worden, opende Thot door zijn wijsheid een uitweg. Hij begaf zich naar den Maangod, wiens luister bijna gelijk was aan dien van de Zon zelf en daagde hem uit tot een dobbelspel. Groot was de inzet aan beide zijden, maar die van de Maangod was het grootst, want hij verwedde zijn eigen licht. Spel na spel speelden zij en altijd was het geluk aan de zijde van Thot, totdat de Maan niet meer wilde spelen. Toen verzamelde Thot het licht, dat hij gewonnen had en door middel van zijn macht en grootheid verdeelde hij het over vijf dagen. En sedert dien tijd heeft de Maan geen licht genoeg om de heele maand te schijnen, maar neemt af, totdat hij geheel duister is en groeit dan weer langzaam aan tot zijn vollen glans; want het licht van vijf heele dagen was hem afgenomen. En deze vijf dagen plaatste Thot tusschen het eind van het oude jaar en het begin van het nieuwe, zoodat hij ze afgescheiden hield van beide; en op deze vijf dagen werden de vijf kinderen van Nut geboren: Osiris op de eersten dag, Horus op de tweeden, Seth op de derden, Isis op de vierden en Nephthys op den vijfden. Zoo werd de vervloeking van Ra tegelijk vervuld en te niet gedaan, want de dagen, waarop de kinderen van Nut geboren werden, behoorden tot geen jaar.
Toen Osiris geboren werd, werden er teekenen en wonderen gezien over de geheele wereld, want een stem weerklonk over de geheele aarde: "De Heer van het Heelal komt tot het licht". En een vrouw, die water putte op het heilige voorplein van de tempel, werd vervuld met een goddelijke inspiratie en snelde weg, roepende: "Osiris, de Koning is geboren".
Nu was Egypte een barbaarsch land, waar de menschen elkaar bevochten en menschenvleesch aten; niets wisten zij van de goden, wetteloos waren zij en onbeschaafd. Maar Osiris werd Koning van Egypte en hij toonde zijn volk, hoe zij het land moesten bebouwen en koren zaaien en de wijnstok planten en hij leerde hun, welke eer zij de Goden verschuldigd waren, en maakte wetten en vernietigde hun barbaarsche en onbeschaafde gebruiken. Waarheen hij zich begaf, boog het volk voor hem neer, want zij hadden tot zelfs de grond lief, waarop zijn voeten traden; en wat hij ook voorschreef, zij deden het. Zoo regeerde Osiris over de Egyptenaren; met ontrolde banieren en klinkende muziek trok hij uit Egypte, ten einde alle landen onder zijn scepter te brengen.
Maar Seth haatte zijn broeder Osiris en hij verzamelde twee-en-zeventig samenzweerders; en onder hen bevond zich Aso, koningin van Ethiopië. En zij vatten het plan op, dat, wanneer Osiris terugkeerde, zij hem zouden dooden en Seth op de troon zetten; maar zij hielden hun plannen geheim en trokken Osiris met vriendelijke gezichten tegemoet, toen hij Egypte in triomf weer binnentrok. In het verborgen hielden zij telkens samenkomsten, in het verborgen ook brachten zij een kist in gereedheid, gemaakt van kostbaar hout, beschilderd en versierd met rijke teekeningen en gloeiende kleuren, een mengeling van tinten en een overvloed van kunstig handwerk, zoodat allen, die ze zagen, verlangden ze in hun bezit te hebben. Seth, de Booze, had in het geheim de maat genomen van het lichaam van Osiris en de kist was zoo gemaakt, dat het lichaam van de Koning er in paste, want dit behoorde tot het plan.
Toen alles gereed was, noodigde Seth zijn broeder en de twee-en-zeventig samenzweerders uit op een feest in zijn groote feesthal.
Toen het feest voorbij was, zongen zij het lied van Mancros, zooals de gewoonte was, en slaven boden ronde bekers wijn aan en wonden bloemkransen om de hoofden der gasten en stortten reukwerken over hen uit, totdat de feestzaal doortrokken was van heerlijke geuren. En terwijl er vreugde heerschte, traden er slaven binnen, die de kist droegen, en alle gasten uitten een kreet van bewondering op het zien van haar schoonheid.
Toen stond Seth op van zijn zitplaats en zeide: Hem, die in deze kist gaat liggen en die er in past, zal ik haar geven. Zijne woorden waren honigzoet, maar in zijn hart was de bitterheid van het kwade.
Eén voor één gingen de samenzweerders onder gescherts en gelach in de kist liggen; de een was zij te lang, een ander was te kort, een derde was zij te wijd en een vierde te nauw.
Toen was de beurt aan Osiris en geen kwaad vermoedend legde hij er zich in neer. Plotseling pakten de samenzweerders het deksel beet en sloegen het dicht; eenigen spijkerden het stevig vast, terwijl anderen gesmolten lood in alle openingen goten, opdat hij niet zou kunnen ademen en leven. Zoo stierf de groote Osiris, die Unnefer, de Zegevierende, wordt genoemd, en na zijn dood kwam hij in de Duat en werd Koning der Dooden en Heerscher over hen, die in het Westen wonen.
De samenzweerders hieven de kist, die nu een doodkist was, op en droegen haar naar de rivier. Zij slingerden haar ver in het water en Hapi, de Nijl-god, ving haar op en droeg haar op zijn stroom naar de zee; de Groote Groene Wateren namen haar op en de golven droegen haar naar Byblos en lichtten haar in de tamarinde, die aan het strand groeide. Toen groeiden er uit de boom groote takken, die bladeren en bloemen droegen, ten einde een geschikte rustplaats voor de God te vormen en de faam van zijn schoonheid verbreidde zich door het geheele land.
In Byblos regeerde Koning Malkander en zijn vrouw, Koningin Athenaïs. Zij gingen naar het strand om de boom te zien, want niets kon men zien dan bladeren en bloesems, die de kist voor het oog verborgen. Toen gaf Koning Malkander bevel, dat de boom omgehakt en naar het Koninklijke paleis gebracht zou worden. Iedereen was verbaasd bij het zien van haar schoonheid, ofschoon niemand wist, dat ze het lichaam van een God bevatte.
Isis was buitengewoon bevreesd voor Seth. Zijn vriendelijke woorden misleidden haar niet en zij kende zijn vijandschap jegens Osiris, maar de groote Koning wilde niet gelooven aan de slechtheid van zijn broeder. Toen de ziel van Osiris het lichaam verliet, wist Isis terstond, dat hij dood was, hoewel geen mensch het haar verteld had. Zij nam haar zoontje, die Harpocrates of het Kind Horus genoemd wordt en vluchtte met hem naar de moerassen van de Delta en verborg hem in de stad Pé. Oud en grijs was de stad Pé en ze stond op een eiland; daar woonde de godin Uazet, die ook Buto en Latona genoemd wordt, want zij wordt aangebeden onder vele namen. Uazet nam het kind onder haar bescherming en Isis maakte door haar goddelijke macht het eiland los en het dreeft op de oppervlakte der Groote Groene Wateren weg, zoodat niemand kon zeggen, waar het te vinden was. Want zij vreesde de macht van Seth, die het kind zou kunnen vernietigen, zooals hij de vader vernietigd had.
Daar de zielen der menschen geen rust kunnen vinden, voordat de begrafenisplechtigheden zijn vervuld en de begrafenisoffers zijn gebracht, reisde zij eenzaam en alleen om het lichaam van haar echtgenoot te zoeken en het te begraven volgens zijn rang en grootheid. Vele menschen ontmoette zij, zoowel mannen als vrouwen, maar niemand had de kist gezien en in deze zaak hielp haar macht niet. Toen bedacht zij, het aan de kinderen te vragen en dadelijk vertelden zij haar van een beschilderde kist, die in de Nijl dreef. En tot op dezen dag hebben de kinderen een profetische kracht en kunnen de wil van de Goden verklaren en de dingen, die nog zullen komen, vooruitzien.
Zoo kwam Isis, steeds de kinderen ondervragend, te Byblos. Zij zat aan Groote Groene Wateren en de maagden van Koningin Athenaïs kwamen baden en spelen in de golven. Toen sprak Isis tot haar en vlocht haar haren en maakte haar juweelen vast; de adem van de Godin was zoeter dan de geuren van het Land Punt en hij deelde zijn geur mede aan het haar en de juweelen en de kleeren van de maagden. Toen zij terugkwamen in het paleis, vroeg Koningin Athenaïs haar, hoe zij dat reukwerk hadden gekregen en zij antwoordden: "Eene vrouw, vreemd en bedroefd, zat aan het strand, toen wij gingen baden en zij vlocht onze haren en maakte onze juweelen vast en van haar kwam het reukwerk, hoewel wij niet weten hoe." Koningin Athenaïs ging naar het strand om de vreemde vrouw te zien en sprak met haar en zij praatten met elkaar zooals moeders praten, want ze hadden beiden een zoontje; de zoon van Isis was ver weg en de zoon van Athenaïs was doodziek.
Toen stond Isis, de Machtige in de Tooverkunst, de bekwame Genezende op, en zeide: "Breng mij bij uw zoon!" Samen keerden de Godin en de Koningin terug naar het paleis en Isis nam de kleine Diktys in haar armen en zeide: "Ik kan hem sterk en gezond maken; maar op mijn eigen wijze wil ik het doen en niemand mag er zich mede bemoeien."
Iederen dag verbaasde Koningin Athenaïs zich over haar zoon. Van een klein, schreiend kind werd hij een sterke en gezonde jongen, maar Isis sprak geen woord en niemand wist, wat zij deed. Athenaïs ondervroeg haar maagden en zij antwoordden: "Wij weten niet, wat zij doet, maar dit weten wij, dat zij hem voedt en 's nachts grendelt zij de deuren toe van de zaal, waar de zuil staat, en stapelt houtblokken op het vuur en wanneer wij luisteren, kunnen wij niets hooren, dan het gesjilp van een zwaluw."
Athenaïs was vol nieuwsgierigheid en verborg zich 's nachts in de groote zaal en keek toe, hoe Isis de deuren grendelde en de houtblokken op het vuur stapelde, totdat de vlammen hoog oplaaiden. Toen maakte zij, voor het vuur zittend, een open ruimte tussen de vlammende houtblokken, een open ruimte, die gloeiend rood was en in die ruimte legde zij het kind en zich in een zwaluw veranderend, vloog zij om de zuil, treurend en klagend, en het geklaag was als het gesjilp van een zwaluw. Koningin Athenaïs uitte een kreet en greep het kind uit het vuur en keerde zich om, om te vluchten. Maar vóór haar stond Isis, de Godin, groot en verschrikkelijk.
"O dwaze moeder!" sprak Isis. "Waarom greept gij het kind? Slechts een paar dagen nog en alles, wat sterfelijk was in hem, zou verteerd zijn door het vuur en hij zou geweest zijn gelijk de Goden, onsterfelijk en eeuwig jong".
Een diepe eerbied beving de Koningin, want zij wist, dat zij een van de goden aanschouwde. Zoo nederig mogelijk smeekten zij en Koning Malkander de Godin, een geschenk aan te nemen. Al de rijkdommen van Byblos werden voor haar uitgespreid, maar zij waren haar onverschillig.
"Geeft mij", zeide zij, "wat deze zuil bevat en ik zal tevreden zijn".
Dadelijk werden werklieden ontboden, ze haalden de zuil omver, hieuwen ze open en lichten de kist er uit. En Isis nam welriekende specerijen en geurende bloesems, deze strooide ze over de zuil, wikkelde ze toen in fijn linnen en gaf ze aan de Koning en de Koningin. En alle menschen uit Byblos aanbidden ze tot op dezen dag, omdat ze eens het lichaam van een God bevatte.
Maar Isis nam de kist mede op een boot en zeilde weg van Byblos en toen de golven van de rivier Phaedrus, opgezeept door de wind, de kist dreigden weg te spoelen, deed zij het water opdroogen door haar tooverspreuken. Toen, op een eenzame plaats, opende zij de kist en het gezicht van de doode God aanschouwend, treurde en klaagde zij.
Nu zeggen sommigen, dat, toen Isis Byblos verliet, ze Diktys medenam en dat hij uit de boot viel en verdronk. Anderen zeggen, dat haar geweeklaag zoo vreeselijk klonk in zijn bittere smart, dat zijn hart brak en hij stierf. Maar ik denk, dat hij in Byblos bleef, en omdat hij gelegen had in de armen der Goddelijke Moeder en door het reinigend vuur was gegaan, groeide hij op tot een groot en edel Koning, die zijn volk met wijsheid regeerde.
Toen verborg Isis de kist en reisde naar de stad Pé, op het drijvende eiland, waar haar zoontje Harpocrates veilig was onder de hoede van Uazet, de Godin van het Noordelijke Land. En terwijl zij weg was, kwam Seth om op wilde beren te jagen met zijn honden. Hij joeg bij maanlicht, want hij hield van de nacht, wanneer alle slechte demonen te voorschijn komen; en de lucht was vervuld met het geschreeuw en het hallo der jagers en het geblaf der honden, die hun prooi achterna joegen. En toen Seth voorbijrende, zag hij de geschilderde kist, waarvan de kleuren glinsterden en schitterden in den maneschijn. Op dat gezicht kwamen haat en toorn over hem gelijk een roode wolk en hij raasde als een panter uit het Zuiden. Hij sleepte de kist van de plaats, waar zij verborgen was, en brak ze open; hij greep het lichaam en scheurde het in veertien stukken en door zijn machtige en goddelijke kracht strooide hij de stukken door het land Egypte. En hij lachte en zeide: "Het is niet mogelijk het lichaam van een God te vernietigen, maar ik heb het onmogelijke gedaan: ik heb Osiris vernietigd". En zijn gelach weerklonk door de wereld en zij, die het hoorden, vluchtten en beefden.
Toen Isis terugkeerde, vond zij niets dan de vernielde kist en wist, dat Seth dat gedaan had.
Haar zoeken moest nu weer opnieuw beginnen. Zij nam een kleine sloep, gemaakt van papyrusstengels, die samengevoegd waren, en zeilde door de moerassen, om de stukken van Osiris' lichaam te zoeken, en al de vogels en dieren gingen met haar om haar te helpen; en tot op de huidigen dag zullen de krokodillen geen boot aanraken van papyrusstengels, want zij denken, dat het de moede Godin is, die nog altijd aan het zoeken is.
Machtig en listig was haar vijand en alleen door beleid kon hij overwonnen worden; daarom bouwde zij, overal waar zij een deel van het goddelijke lichaam vond, een prachtig grafmonument en vervulde de begrafenisplechtigheden, alsof zij het lijk daar had begraven. Maar in werkelijkheid nam zij de stukken mede, en toen zij na lange omzwervingen ze alle gevonden had, vereenigde zij ze alle weer tot één lichaam door de groote kracht van haar tooverkunst.
Want, wanneer Horus het Kind opgegroeid zou zijn tot een man, dan zou hij vechten met Seth en zijn vader wreken; en nadat hij de overwinning zou behaald hebben, zou Osiris weer levend worden.
Maar tot op dien dag zal Osiris in de Duat wonen, waar hij de Dooden even wijs en edel regeert als hij het de levenden deed, toen hij nog op aarde was.
Want, ofschoon Horus met Seth strijdt en de gevechten hevig woeden, is er nog geen beslissende overwinning behaald en is Osiris nimmer op aarde teruggekeerd.