Pagina's

dinsdag 30 augustus 2011

Over wat er Religieus is binnen een Ritus.

Sterzoeker stelde zich de vraag wat er religieus is binnen een ritus of een ritueel. En kwam tot de conclusie dat de vraag slechts gedeeltelijk beantwoord kan worden. Het is duidelijk, dat de religieuze betekenis van de ritus nauw samenhangt met zijn materiële context waarin het plaats heeft. Dezelfde ritus of ritueel kan, al naargelang de context, een heilige handeling of een alledaagse handeling zijn. In het laatste kan men nog wel van een ritueel spreken, maar niet van een heilige handeling.

Het ochtendritueel, bestaande uit een serie opeen volgende stereotiep uitgevoerde handelingen, opstaan, douchen, ontbijt klaar maken, tanden poetsen, kijken of alle ramen dicht zijn, deur achter je dicht doen. Dit lijkt op een werkelijk ritueel, maar het is het niet en het is ook geen heilige handeling, tenzij men heilig in een wel zeer ruime zin neemt. Maar dan nog is het heilige meer een mogelijkheid dan een aan dit ritueel inherente werkelijkheid. Dit onderscheid is niet zonder belang.

De vraag is: welke formele aspecten heeft het ritueel waardoor het zich leent om religieuze betekenis te krijgen en een heilige handeling te worden? Waarin bestaat de heiligheid van de ritus, afgezien van de inhoud van de handeling en de eventuele heilige voorwerpen, die daarbij gehanteerd worden? Want het is duidelijk dat de ritus, een eiland te midden van het gewone handelen, door zijn positie iets heiligs heeft. Het heilige immers is dat wat anders is dan het gewone; reeds als "andere" handeling kan de ritus of ritueel dus heilig genoemd worden.

De houding tegenover een rituele handeling is anders, omdat er meestal geen individuele keuze aan ten grondslag ligt. Veel rituelen zijn van te voren vastgelegd, denk maar aan het ritueel op zondag in de kerk.

Sterzoeker wil die heilige, andere karakter van de ritus nader onderzoeken aan de hand van de verschillende formele kenmerken. Religieus is, ruwweg gezegd, wat met het heilige te maken heeft. Er zijn hierin gradaties van een maximum tot een minimum. Maar dat alles speelt zich af binnen de ernst van het ritueel.

Het religieuze is het volstrekt ernstige, ernst is religie. Heilig is de ritus of het ritueel vooreerst als het definitief vastgestelde, dat geen verantwoording over zijn vorm schuldig is. Dat wil zeggen het ritueel of de ritus wordt zo uitgevoerd als voorgeschreven en dat wordt altijd zo gedaan en niet anders. De ritus is daar halve niet aan verandering of aan persoonlijk voorkeuren of afkeur onderhevig.

Het heilige is geen object van menselijke vrijheid. De ritus kan dus heilig genoemd worden vanwege zijn onaantastbare onveranderlijkheid. Heilig in deze ruime zin van het woord noemt men immers datgene wat men te respecteren heeft.

Gebruiken en gewoonten zijn heilig; zij leiden hun eigen bestaan en het is niet toegestaan er iets aan te veranderen. Het heilige manifesteert zich ook in het oeroude en door de traditie, zoals men dan zegt; het geheiligde. Het heilige is het sacrosancte, op de schending waarvan het verleden en de samenleving een sanctie hebben gezet.

De ritus kan een heilige handeling zijn alleen al omdat hij zeer oud is. Het oude is het eerbiedwaardige, heilige. Allerlei oude, historische en overgeleverde rituelen hebben vooral in landen waar men sterk op de traditie steunt, zoals in Engeland, een sacrosanct en religieus karakter, niet om hun inhoud, maar alleen om het feit, dat zij zo oud zijn en teruggaan tot de oertijd van de natie. Omdat de bevolking retrovert leeft vanuit deze oertijd, is alles wat uit die tijd stamt, heilig, hoe verstard en onpraktisch het ook is. Want het bepaalt het levenspatroon van de bevolking en dit leven is gebonden aan de ritus.

We zien deze zelfde hang naar het verleden, ook terug bij sommige moderne magische scholen. Er zijn een aantal ordes die prat gaan op het feit dat ze afstammen van, de naar hun zeggen, generaties lang doorgeven traditie van de Golden Dawn. Hierbij neemt zo'n moderne school een vergelijkbaar standpunt in, als welke er gehanteerd wordt binnen de geïnstitutionaliseerd religies. Men gaat er vanuit dat het goed is, wat men aanhangt en doet, omdat het oud is. Soms verliezen dit soort magische scholen daarbij uit het oog dat de traditie van de Golden Dawn, die ze menen te volgen, in de tijd dat wat zij nu als traditie zien, een levendige school was en (nog)geen traditie kende.

De Golden Dawn was een laat 19e-eeuwse en vroeg 20e-eeuwse magische orde en heeft maar heel kort geëxciteerd. Moderne magische scholen kennen in werkelijkheid dus geen lange voorgeschiedenis en hebben daarhalve ook geen eeuwen oude traditie. Scholen die dit wel beweren kennen de geschiedenis van de Golden Dawn niet, of ze proberen de zaken, in het kader van eigenbelang, mooier voor te stellen dan dat ze in werkelijkheid zijn. Een mooi voorbeeld hiervan is te vinden in de blog "Hoe leer je magie", van Ina Custers- van Bergen, magister templi van de Temple of Starlight. De blog gaat over haar voorstelling van moderne magische ordes.

De Golden Dawn viel destijds uiteen, doordat de leden onderling te verschillend waren en men het niet onderling eens kon worden. Het opheffen van de oorspronkelijke Golden Dawn resulteerde er in dat verschillende ex-leden van hun eigen magische scholen gingen stichten. Zodoende kwam er een abrupt einde aan de tradities binnen de Golden Dawn in zo verre die al bestond.

Rituelen bepalen dus een deel van het leven. Valt het traditionele kader van het rituele leven weg, dan valt men terug in de chaos, waaraan het levenspatroon zo moeizaam ontworsteld is. De ritus is heilig als kosmos, veroverd op de chaos; de ritus is een wal die wordt opgeworpen tegen het opdringen van de chaos, die zijn kinderen dreigt te verslinden en het leven in zich dreigt terug te nemen. De ritus bezweert een crisis en helpt het leven over een kritiek punt heen. Op alle kritieke punten. en overgangen in het primitieve leven grijpt de ritus in, bij geboorte, volwassenwording, ziekte en dood.

De rituelen, die de overgang van de ene levensfase naar de andere vergezellen en bewerken heeft men zeer treffend "rites de passage" genoemd. Men zou ook kunnen spreken van bevestigingsrituelen, van crisis-rituelen en in vele gevallen van geruststellings- en bereidheids-riten. In de crisissituatie moet de mens, hoe machteloos hij ook is, "iets" doen; dit "iets" wordt in het crisisritueel geïnstitutionaliseerd.

Ook de zo bekende vruchtbaarheidsriten en de rituele ommegangen, die op gezette tijden gehouden worden en de seizoenen als het ware op hun plaats moeten houden, kunnen dikwijls als crisis-rituelen worden beschouwd. Zij zijn de geïnstitutionaliseerde menselijke bijdrage tot een herstel van de parallelliteit tussen menselijk en kosmisch leven, die in de crisis of in de droogte verstoord dreigt te worden. De mens springt dan binnen in het ritme van de kosmos om dat te beïnvloeden en zijn rituele handeling is anderzijds te zien als de ritmisering van
zijn eigen bereidheid om in die parallelliteit zijn levenskader te vinden.

De ritus is het gebaar waardoor wordt aangeduid en inchoatief wordt volbracht wat de mens van de machten gedaan wil krijgen. Het avond-ritueel is een begin van de slaap en een vragen om het geschenk van de slaap; het vruchtbaarheids-ritueel lokt de regen uit door het kader voor te tekenen waarin de regen moet vallen. Het magische, het eigenmachtige en het religieuze, de bereidheid en de overgave zijn hier, zoals gewoonlijk, moeilijk te scheiden. En er is geen reden om de tegenstelling tussen de beide aspecten van dezelfde handeling al te zeer toe te spitsen.

De ritus of een ritueel is een bezwering van de chaos en de crisis, een beveiliging van het leven van enkeling en gemeenschap. Heilig is de ritus dan ook, in zoverre hij het belang van de eenling transcendeert en de eenheid van de gemeenschap veilig stelt. De sociologische oogpunt kunnen we hier zelfs het wezen van het heilig en de religie in gezocht worden: het heilige is het sociale.

Hieraan meer in het bijzonder ontlenen dan allerlei vormen van initiatierituelen hun heilig karakter: zij markeren en bewerken het opgenomen worden van het individu in de heilige ( sociale) gemeenschap, de menselijke kosmos. Het onaantastbare van het heilige is hier nader te omschrijven als het transcendente karakter van het sociale ten opzichte van het individuele.

Wie de ritus aantast, tast in die zin de gemeenschap aan en wel in haar evenspatroon, in het rooster van haar ordening. In een primitieve of archaïsche samenleving is een vergrijp tegen de riten de meest ernstige misdaad, de meest verontrustende; hij veroorzaakt een paniek. De bestraffing van die misdaad is dan op haar beurt een tegen-ritueel, dat het evenwicht moet herstellen.

Het verleden, de traditie, het geïnstitutionaliseerde is dat wat de gemeenschap bindt, het geraamte van haar lichaam. De verstarring en het onveranderlijk van de ritus is nodig om een stevig geraamte te vormen; het leven met zijn vrijheid en zijn creativiteit moet zich daarvan terugtrekken en het mag zelfs geen object worden van een kritisch onderzoek, waarin zijn bestaan twijfelachtig wordt.

Een crisis in het gebeente zou een totale ineenstorting kunnen veroorzaken. Of anders gezegd: een zoeken naar nieuwe wegen zou de gemeenschap het spoor bijster doen worden en haar in een paniek of chaos storten. Dit zien we in het klein ook terug bij de bovengenoemde moderne magische school, waar de magister templi geen inspraak (van buiten) duld in de gevoerde beleid, en waar de persoonlijke inbreng van de studenten in groepen of bijeenkomsten, die buiten de orde worden gehouden, wordt gezien als inferieur en dus als een bedreiging voor de kwaliteit van de school. Ook geldt in deze school de regel; wat er binnen de school plaatsheeft niet buiten de school besproken mag worden. Ook hier ligt als men zich niet aan de institutionele regels houdt chaos op de loer. Een blik over de rand van het veilige nest, in de eindeloze verten van geheel andere mogelijkheden, zou het leven in het nest voorgoed kunnen vergiftigen met heimwee en onzekerheid.

Ritueel opgenomen worden in de gemeenschap is trouw beloven aan haar instituten. Daarom is het een plechtigheid. Het plechtige van een ritus bevat altijd een negatief moment of ook: een moment van evasie. Het is een verzoening van de enkeling met de gemeenschap, van de impuls met het instituut, waarin de eerste als het ware de mogelijkheid van een negatie ten opzichte van het instituut afzweert en definitief zijn eventuele destructieve intenties dienomtrent van zich af zet om zich vastberaden te bewegen in het spoor van de samenleving. Het plechtige moment is de emotie, waarin na een kort en dikwijls omwille van de plechtigheid uitgelokt conflict tussen een negatief, destructief gevoel en een positieve sociale impuls de laatste zegeviert en op zijn troon geheven wordt.

In het plechtige transcendeert de ritus ook gevoelsmatig zijn negatief element, de zinloosheid. Bij een plechtige, rituele dodenherdenking, om maar een willekeurig voorbeeld te noemen, bestaat de emotie in een conflict tussen de overtuiging van de zinloosheid van oorlogen en die van de zinvolheid van het patriottisch levenskader, waarbinnen de gevallenen herdacht worden.

Zonder negatief moment, zonder innerlijke zinloosheid kan de ritus niet plechtig zijn. Want het plechtige is juist de negatie van deze negatie, een opstuwing van affectieve krachten tegen de dreigende chaos van loutere negativiteit.

De heiligheid van de ritus als levenskader van de gemeenschap houdt dus rechtstreeks Verband met zijn sacrosanct, onaantastbaar en door de traditie geheiligd karakter. Zij blijft geheel binnen de menselijke wereld. Van heiligheid in meer enge, religieuze zin spreekt men pas, wanneer het heilige in verband gebracht wordt met transcendente machten of personen, goden.

De heilige handeling heeft, wanneer zij op goden betrokken is, een cultisch karakter. In de cultus krijgt de ritus het duidelijkst een religieuze betekenis. De offerritus is, voor zover hij niet een rituele verkwisting of doodslag is - ook de doodstraf wordt ritueel voltrokken - een cultisch contact met een transcendente godheid, waarin deze in haar identiteit bevestigd wordt. Ook hier bewerkt het ritueel minder dan het uitdrukt. Het blijft een Willekeurig en gebrekkig gebaar van de zijde van de mens, dat de godheid uitnodigt, het menselijk gebaar met een gebeurtenis te beantwoorden en te completeren.

De cultus beoogt op rituele wijze een contact tot stand te brengen tussen de wereld van de mensen en de wereld van de godheid, waarin het gebaar, het teken, de bijdrage van de mens is, terwijl een de menselijke krachten overstijgende gebeurtenis als een geschenk van de godheid verwacht wordt.

De mens wast zich op rituele wijze, maar het herstel van zijn reinheid is een geschenk van de goden, waarvoor de ritus alleen de voorwaarden kan scheppen of pretenderen te scheppen. De wassing maakt de mens niet rein, maar drukt zijn bereidheid uit om rein te worden. Hieruit blijkt, dat het absolute maximum aan rituele en religieuze betekenis, het summum van Heiligheid in een handeling bereikt wordt in een ritueel dat is wat het aanduidt en bewerkt wat het voorbereidt. Zo'n ritueel is het van Godswege ingestelde sacrament, waarover de theologen en andere godsdienstige spreken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten