Het branden van wierook of wieroken heeft tot doel de ruimte waarin men ritueel werk wil doen af te bakenen en te zuiveren. In ritueel werk richten men zich op het werk dat komen gaat en streven de deelnemers er naar om alle onrustige gedachten buiten de rituele ruimte of te Tempel te houden.
Afbakenen is bakens of palen zetten, om zo de ruimte te bepalen. Het bewieroken van de deelnemers aan het rituaal heeft ten doel hen voor te bereiden op het werk; niet om hen te eren, maar om de functie die zij moeten uitdragen te activeren. Men kan tijdens het bewieroken een aantal slagen of bewegingen maken met het wierookvat.
De Wieroker kan in ritueel een rol of functie bekleden, waarvan een bijzondere verlevendiging uitgaat, die nodig is voor het werk in de rituele ruimte of Tempel. Het is zijn taak om aks het ware alle deelnemers van het rituaal aan elkaar te verbinden met het Altaar.
Het mooiste is als dit soepel gebeurt, en wieroker als een bewegende spiraal van Wierook dat door de Tempel cirkelt. Met de spiraalvormige beweging wordt de energie van 'boven' en 'beneden' aaneengeschakeld. Dit geschiedt met behulp van het element 'vuur'. Het verlevendigen door vuur is nodig om tot een functioneel geheel te komen, een mystieke eenheid van het grote mysterie.
De Wieroker is meestal de Officier, die als werktuig het vuur heeft. Door het wieroken wordt gedacht dat de eigenschap vuur (dit is de oerenergie van de handelingen, van de bewegingen en van de gedachten') in de mens geactiveerd wordt.
De Wieroker legt het verband met iedereen bij de wieroking. Bij het zegenen van de Wierook, wat het best kan geschieden wanneer de Wierook op het kooltje tot smelten wordt gebracht, wordt symbolisch de geestelijke kracht toegevoegd aan de zuiverende eigenschap van het vuur om deze heilig of heel te maken; Deze nu gewijde eigenschappen stijgen op met het vervluchtigen van de Wierook.
Het kooltje, dat het element vuur in stand houdt, wordt geactiveerd door de wieroker, die de bron van het in beweging zetten is. De Wierook wordt door het vuur van het kooltje getransformeerd; de gedaante of vorm van de Wierook, de buitenkant, de stoffelijke kant verandert in een vloeibare toestand; de essentie wordt getransmuteerd.
Dit is het omzetten van een chemisch element naar een ander element door een kernreactie; de soort wordt veranderd, de kern verandert. Dan volgt het trans-substantiëren. Substantie is het bestaan, het wezen. Trans- substantiëren is het brengen over het wezen heen, naar een geestelijk niveau. Trans betekent "aan de andere zijde". De Wierook wordt nu damp.
Dit zijn de drie aggregatie toestanden uit de natuurkunde. De vierde aggregatie toestand ontstaat door sublimatie. Sublimeren is verhogen, verheffen, vervluchtigen, het is het overgaan van een vaste stof in de gasvormige fase, hetgeen wij kunnen waarnemen als de geur, die onze gevoelens beïnvloedt. De Wieroking laat het chemische proces zien van transformeren, transmuteren, naar trans-substantiëren, tot sublimeren.
Het wieroken is absoluut niet specifiek voor de christelijke godsdienst. 1000 v.c. gebruikten de Joden en de Romeinen het al voor hun tempeldiensten. Omstreeks 400 n.c. werd in de zondagsliturgie in Jeruzalem reukwerk gebruikt, zodat de hele Verrijzenisbasiliek vol van welriekende geur was. Pas later kreeg reukwerk ook een religieuze betekenis. Terwijl in Rome alleen de Paus en het Evangelieboek met Wierook werden binnengehaald, werd in de Frankische ritus meteen de bewieroking van het altaar tijdens de voormis en tijdens de offermis ingevoerd.
grappig
BeantwoordenVerwijderen