In november laten de bomen hun bladeren vallen en wordt het steeds eerder donker. De vallende bladeren, de kale bomen en het toenemende donker buiten, herinneren ons eraan dat het leven een einde heeft. De novembermaand brengt ons in contact met ons eigen levenseinde en met de dood van mensen die we verloren hebben.
Het is herfst. Bijna alle bladeren zijn rood en oranje geworden. En
langzamerhand vallen ze allemaal van de bomen. Voor het eerst in lange
tijd zien we kale bomen. De herfst brengt ons in contact met
vergankelijkheid, met het einde van het leven. We denken aan de mensen
die we verloren hebben en onze rouw daarover. En meer dan in andere
jaargetijden denken we aan de mensen die ons zijn voorgegaan, aan onze
familievoorouders, hoe hun leven geweest is, en hoe ons leven met het
hunne verweven is.
De katholieke kerk kent twee feesten aan het begin van de maand november: Allerheiligen op 1 november en Allerzielen op 2 november. Allerheiligen is de herdenking van de heiligen. Heiligen zijn mensen die heilig verklaard zijn door de katholieke kerk. Van hen weet de katholieke kerk zeker dat ze in de hemel zijn, dicht bij God. Tot de heiligen kan gebeden worden en om voorspraak bij God gevraagd worden.
De eerste heiligen waren martelaren, mensen die vervolgd waren en stierven om hun geloof. Door de vervolging onder Keizer Diocletius (245-313) waren zoveel martelaren dat er niet voldoende dagen waren in het jaar om hen apart te denken. Toen ontstond een feest waarin ze samen herdacht werden, een feest voor alle heiligen. Dat werd gevierd werd op de zondag na Pinksteren.
Eerst werden alleen de martelaren herdacht samen met Johannes de Doper. Later kwamen er andere heiligen bij, mensen die in hun leven getuigd hadden van God, maar niet als martelaar gestorven waren. In de achtste eeuw wijdde Paus Gregorius III (731-741) een kapel in de St. Pieter aan alle heiligen en plaatste de datum van de herdenking op 1 november.
Gregorius IV (827-844) breidde de herdenking uit voor de hele kerk. De protestante traditie kent geen heiligen. Wel is het feest van Allerheiligen opgenomen in het Dienstboek van de Protestantse Kerk Nederland. Het stamt uit de Lutherse traditie. In het gemeenschappelijk leesrooster is de evangelielezing de bergrede met de zaligsprekingen (Matteüs 5:1-12). Andere lezingen staan in het teken van het toekomstige rijk Gods (Jesaja 60:1-11, 17-24, Openbaring 7:2-4, 9-17). Het gaat bij dit feest om de hoop op het komende koninkrijk van God en om wat er voor nodig is om een mens van God te zijn.
Op 2 november gedenkt men in de katholieke kerk alle gestorven gelovigen, de gelovigen die niet heilig verklaard zijn en waarvan het dus niet zeker is dat ze bij God in de hemel zijn. De traditie stamt uit de tiende eeuw toen Abt Odilo van Cluny (962-1048) de overledenen in zijn kloosters ging herdenken. De traditie breidde zich snel uit. De bedoeling van Allerzielen is te bidden voor het heil van de overledenen. Het doel is dat ze in de hemel bij God terechtkomen.
In de Protestante Kerk is Allerzielen geen feestdag. In de protestantse traditie wordt niet gebeden voor het heil van de overledene. Wel herdenken men overledenen. Men gedenken dan dat ze opgenomen zijn in Gods hand. Deze herdenking vindt meestal plaats op de laatste zondag van het kerkelijk jaar (de laatste zondag voor de Advent), of op oudejaarsavond, maar ook wel op een zondag dicht bij 2 november.
De viering heeft verschillende vormen. Vaak worden de namen van de overledenen van het afgelopen jaar genoemd. In veel gemeenten wordt er een kaars opgestoken als gedachtenis, of steken deelnemers aan de viering zelf kaarsen aan om hun overledenen te gedenken.
Tot de volkstraditie van Allerzielen in veel landen behoren ‘zielenkoeken’: koek, gebak of kruimels, die bedoeld zijn voor het heil van de zielen van de doden. De zielenkoeken werden opgegeten onder een gebed, op graven gelegd of uitgedeeld aan de armen. Dit hielp mee de zielen te redden uit het ‘vagevuur’ waar ze kortere of langere tijd doorbrachten voor ze naar de hemel gingen.
In Schotland werden in St Kilda driehoekige haverkoeken gebakken voor de doden. In Duitsland gooide men op Allerzielen de overgebleven broodkruimels van een hele week in het vuur voor het heil van de overleden zielen.
In Hasselt en Aarschot in België was het tot de Tweede Wereldoorlog gebruik om op Allerheiligen en Allerzielen zielenkoeken of –broodjes te verkopen bij de ingang van het kerkhof. De bezoekers lieten wat achter op het graf en ’s avonds begonnen ze de maaltijd met het eten van dit broodje of koek.
In Antwerpen bakte men rond 1930 zielenkoeken waarbij de gele vlammen van het vagevuur waar de zielen uit gered moesten worden, werden nagebootst door de broodjes geel te maken met saffraan.
In Engeland, in Shorpshire en omliggende gebieden, kende men in de negentiende en twintigste eeuw het gebruik van ‘Souling’. Eerst gingen volwassenen en later kinderen op Allerheiligen of Allerzielen langs de deuren. Ze zongen een lied en kregen geld of voedsel: ‘soul-cake’. De achtergrond van deze traditie is dat het gevenvan aalmoezen aan armen de zielen naar de hemel hielp.
In Vlaanderen brandde men op de avond voor Allerheiligen, op Allerheiligen zelf, of op Allerzielen kaarsen voor het heil van overledenen. In 1951 kende men deze gewoonte nog. In de steden brandde men kaarsen op de graven zelf. Op alle vier de hoeken van het graf stak men een kaars aan.
Halloween is een feest dat we kennen uit Amerika. Het wordt op 31 oktober gevierd. De naam Halloween is een verbastering van ‘All Hallows´ Eve’, de naam van de avond voorafgaand aan Allerheiligen. Het feest is door de Ieren in Amerika geïntroduceerd toen zij in de veertiger en vijftiger jaren van de negentiende eeuw naar Amerika waren getrokken vanwege de aardappelhongersnood. Het belangrijkste element van dit feest is dat kinderen zich verkleden en langs de deuren gaan om te zingen en om snoep te bedelen. Dit heet ´trick and treat´.
De achtergrond van deze gewoonte is de volkstraditie van ´souling´: het geven van voedsel aan armen voor de zielen van de overledenen. Halloween wordt in ons land weinig gevierd, maar we kennen het wel als een feest uit Amerika dat eind oktober gevierd wordt.
In Mexico viert men op Allerheiligen en op Allerzielen ‘El Día de los Muertos’, de dag van de doden. Familie en vrienden komen bij elkaar en gedenken mensen die gestorven zijn.
Een belangrijk element van dit feest is het maken van een altaar dat gewijd is aan de overledene en dat aan hem of haar herinnert. Daar staan naast religieuze voorwerpen, foto´s van de overledene op, dierbare dingen die doen denken aan de overledene, en voedsel en drank waar de overledene van hield. Een deel van het voedsel en de drank wordt op het graf gelegd als zielenkoek.
In de katholieke kerk gaat het feest van Allerheiligen vooraf aan Allerzielen omdat heiligen bij God zijn. Daarmee zijn ze het te volgen voorbeeld en aan hen kan om voorspraak gevraagd kan worden. In de Allerzielen viering van het feest van aarde en hemel worden eerst de overledenen herdacht en komt daarna Allerheiligen aan bod.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten