Pagina's

maandag 27 juni 2011

Priesters in het Oude Egypte

In het oude Egypte kenden men heel wat verschillende priesters. In de tempels hadden de priesters verschillende functies. Zij hielden de tempel draaiende, en ze voerden ook verschillende religieuse rites uit. Dit kon varieren van, de dagelijkse rites, het reciteren van hymnes, het aankleden van de beelden van de goden of godin, tot het dragen in processie van een beeld van de god(en) of godin(nen).

Een priester is een tussenpersoon tussen God (goden) en de mensen. De priesters voorzagen in de rituele behoeften van het cultusbeeld door de festivals te organiseren en de dagelijkse offergaven aan te bieden, maar ze zorgden ook voor de administratie van de tempeleigendommen.

De administratie van het godsdienstig etablissement was in het oude Egypte bijzonder gefragmenteerd. De Hoge Priester was zonder twijfel de machtigste persoon binnen deze tempels, en hij beklede in sommige gevallen de post met als titel "Opzichter van alle priesters van Opper en Neder Egypte."

De reële belangrijkheid, in vergelijking met de functie in naam, van dit ambt, is echter niet gedocumenteerd.

Op twee afbeeldingen uit het Nieuwe Rijk, waarin hoge gezagsdragers in hiërarchische rangorde afgebeeld worden, is de volgende volgorde te zien: kroonprins, viziers, rentmeester van landgoederen en hofmeester, hoge militairen, burgerlijke ambtenaren en daarna pas belangrijke hoge priesters, die op hun beurt gevolgd worden door, in het ene geval een ambtenaar uit de provincies, en in het andere geval door priesters van lagere rang.

De taken van de priesters varieerden nogal, bepaalde functies kunnen ook nog variëren over de ruim 3000 jaar dat het oude egypte bestond. omdat sommige tempels zeer groot waren en veel land en dienaren telden. De grote tempels hadden hun eigen voorraad kamers, hun eigen vee, en werklieden.

Men stelde dienstschema’s op voor priesters, die in groepen, zogeheten ‘Phyles’, waren ingedeeld, waarbij elke groep ongeveer twee maanden per jaar een bepaalde taak vervulde. Veel van wat bekend is over het beheer van dodentempels, is afkomstig uit documenten die zijn ontdekt is Aboesir, een deel van de necropolis in Memphis. Ook zijn er documenten gevonden over de dagelijkse rituelen, die werden uitgevoerd door de priesters die aan de cultus van de dode farao waren verbonden. Deze rituelen werden misschien generaties lang na de dood van de farao gehandhaafd. Elke dag liep een processie van priesters rond de koninklijke piramide. Het cultusbeeld in de nabije dodentempel werd met geurige oliën gezalfd, beschilderd, gekleed en ‘gevoed’ (dat wil zeggen, er werden voedseloffers klaargelegd). Nadat het beeld geacht werd te hebben ‘gegeten’, werden de offergaven weggehaald en verdeeld onder degenen die zich aan de cultus wijdden.

Men kende o.a de onderstaande functies:

sem priester = priester voor een doden cultes
hem netjer = Gods dienaar
hem netjer n tepy = hoge priester
wab priester = assistent voor de hem netjer
kher heb = lector priester
wer kherp henut = "grote directeur van de kunstenaars" (hoge priester van de god Ptah)
wer mau = "grote ziener" (hoge priester van de zonnegod Re)

De laagste priesterlijke titel (‘wab’) behelsde een deeltijdfunctie. Deze priesters dienden gewoonlijk een maand per jaar in een Egyptische tempel. Nadat zij hun taak hadden vervuld, namen ze hun gewone werk weer op zich, misschien als juniorambtenaar of ambachtsman. Deze priesters staan vaak afgebeeld in grafceremoniën, waarbij ze offergaven naar het graf dragen of gebeden voor de dode uitspreken. Dit laatste zou betekenen dat tenminste een aantal van hen kon lezen.

De hogepriester van de tempel kreeg de titel "hem netjer n tepy", "eerste dienaar van god". Vaak droeg hij ook speciale titels die verband hielden met zijn eigen cultus. Vaak werden hogepriesters aangesteld door de farao, maar het hoogste priesterambt ging steeds vaker over van vader op zoon.

Men kende in de tempels naast de priesters ook de functie van muzikanten die de priesters assisteerden bij het uitvoeren van de riten. op trommels, en de systrum spelden, en zangeressen die hymen zongen. Deze functie werd ook wel uitgevoerd door de vrouwen en dochters van hoog geplaatste ambtenaren.

Naast priesters waren nog talloze andere personeelsleden actief voor de tempel. ‘Lijfeigenen’ bewerkten de tempelgronden en herders hoedden de dieren die eigendom van de tempel waren. Vissers, vogelaars en imkers waren allemaal werkzaam op het domein van de tempel. Timmermannen en metselaars waren nodig voor uitbreiding en onderhoud. Bakkers, brouwers, slagers, wevers en andere arbeiders werkten op het tempelcomplex naast schrijvers van allerlei soorten. Tekenaars, beeldhouwers, metaalsmeden en andere ambachtslieden vervaardigden de kleinere voorwerpen van de tempelinrichting en niet-vergankelijke voorwerpen die aan de goden werden geofferd.

Al deze personeelsleden werkten in hun eigen omgeving, in ruil voor een deel van de oogst of jachtopbrengst, of voor een deel van de tempelinkomsten uit offers. Het totale aantal benodigde priesters en ander tempelpersoneel vormde dus vaak een aanzienlijk percentage van de bevolking van een gebied.

2 opmerkingen: