Pagina's

zondag 2 mei 2010

Voorkennis en Inwijding

Inwijding interesseert uiteraard elke geïnteresseerde in magie. Alle magische arbeid bevat immers een aspect inwijding en bovendien is haar realisatie een zaak van elke dag. In onze tijd kunnen we ons betreffende inwijding af vragen of het nog wel van deze tijd is om ons te verbinden aan een magische orde, om de vaak lange weg van de inwijding te gaan.

Dit vraagstuk is met name ontstaan omdat meer dan ooit informatie over magie, rituelen en de betreffende inwijdingen openlijk te verkrijgen is. Men hoef zich in feite niet meer aan te sluiten bij een orde om praktisch met magie bezig te zijn en met name via Internet is elke mogelijke informatie te bekomen over elke vorm van inwijding.

Vroeger was deze informatie alleen te verkrijgen voor zoekers zonder drempelvrees en voor zijn die voldoende speurzin en tijd en geld hadden om bibliotheken uit te kammen. Nu vallen de meeste drempels weg, omdat men de mogelijkheid heeft via enkele klikjes met de muis informatie op te halen via het internet.

Zelfs de financiële drempel is weggevallen door het bestaan van het (gratis) downloaden van boeken en documenten en door faciliteiten in sommige bibliotheken.

Nu gaan er vaak, onder mensen die zelf ingewijd zijn op raditionele wijze binnen de verschillende magische scholen, stemmen op tegen een eventuele voorkennis bij de inwijdeling, omdat men denkt men dat een dergelijke voorkennis het resultaat van de inwijding zelf op een lager niveau zou kunnen brengen of dat het effect van de inwijding te niet zou doen .

Dit standpunt is begrijpelijk, maar gezien de huidige omstandigheden, waar het zo makkelijk is om informatie te verwerven is het een illusie te denken dat er geen voorkennis is. wellicht kunnen we ons daarom beter bezinnen op de relatie tussen voorkennis en inwijding, om daardoor te komen tot een betere omschrijving van de eigenlijke aard van de inwijding en onze houding ertegenover te bepalen.

In de literatuur heb is weinig of niets te vinden over die relatie. Begrijpelijk, omdat het item feitelijke voorkennis over inwijding vroeger niet echt van toepassing was, daar men immers deze informatie eenvoudig weg niet kon verkrijgen.

Over de inwijdingen in de antieke mysteriegodsdiensten wordt zeer algemeen opgemerkt,dat wij zo weinig weten over deze inwijdingen, omdat de ingewijden er trouw over hebben gezwegen.

Echter door archeologische vondsten is toch het een andere over de inwijdingen binnen de mysteriegodsdiensten bekend geworden, doordat de ingewijden bij de begraving van hun doden, een grote onvoorzichtigheid hebben begaan, uiteraard omdat men in de toenmalige beschavingscontext vrij algemeen ervan uitging dat men respect voor had voor de graven. Dus deden, om maar één voorbeeld te noemen, de ingewijden in de aloude Orpheus-Bacchusmysteriën het volgende: zij lieten teksten, op goudfolie gegrift, in het graf van hun mede-ingewijden achter.

Natuurlijk werden vele eeuwen later (vanaf 1783) een aantal van deze teksten opgegraven en ook in de oudheid waren er al onverlaten die als grafschenners min of meer toevallig achter de coulissen van de mysteriegodsdiensten konden kijken.

Het zwijgen was dus relatief en betrof enkel directe mededelingen onder levenden, maar iedereen weet ook dat, zowel vroeger als nu, trouw zijn aan het Geheim niet even absoluut is bij alle ingewijden. Er zijn bovendien iconografische weergaven van inwijdingsrituelen en een aantal literaire teksten die er min of meer uitdrukkelijk over spreken.

Ook in de Oudheid konden sommigen zich dus een algemeen beeld vormen over de inwijdingsrituelen en bestond er een zekere mate van voorkennis.

Het is dus niet de bedoeling om in deze blog de kenmerken van de inwijding als specifieke vorm van de rite de passage op te sommen. Ons eigenlijk onderwerp betreft de relatie tussen voorkennis en inwijding, dus valt eerst te omschrijven wat met die termen wordt bedoeld.

Bij de term voorkennis kan het gaan over een volledige, gedetailleerde informatie vooraf over het verloop van een inwijding. Een bepaald niveau van het verrassingseffect zou dan verdwijnen. Wij gaan hier uit van de veronderstelling dat een in te wijden persoon langs een of andere weg (lectuur, televisie, computer) vooraf op de hoogte is of kan zijn van het algemeen of zelfs de gedetailleerd verloop van zijn inwijding en misschien ook beschikt over een kader – bijvoorbeeld etnologische of historische kennis van de karakteristieken van een inwijding – om dit verloop te plaatsen. Het gaat dus over een voorafgaande rationele, theoretische kennis bij in te wijden persoon.

De term inwijding wordt in de (magisch) ordes en loges vrij algemeen gebruikt voor het opnemingsrituaal waardoor een Leerling wordt opgenomen in de orde. Ook voor de overgang naar een andere graad, wordt ook vaak de term inwijding aangewend waardoor een leerling of een reeds ingewijde een bepaalde graad verkrijgt, omdat al deze ritualen de essentiële kenmerken van een inwijding vertonen, ook al zijn ze misschien niet meer te rangschikken onder de rite de passage.

Eerst willen we omschrijven wat inwijding is en doet, om daarna af te bepalen hoe rationele voorkennis zich ertegenover verhoudt

Het is algemeen bekend dat een inwijding de gevoelens van de kandidaat gedurende de inwijding in beweging zet. Het gaat bij een inwijding dus niet over een overdracht van kennis; indien deze er al is, dan speelt ze een dienende rol; het belangrijkste, beoogde effect van de initiatie is het stimuleren van de gevoelens t.o.v. de kern van de aangeboden kennis binnen de orde.. Daarmee komen we heel dicht bij de theorie van de symboliek zoals ze kernachtig werd geformuleerd door Br:. Goethe, die vrijmetselaars was.

Ik citeer Goethes definitie over symboliek en dit kan, want een rituaal is immers niets anders dan symboliek in actie: “De symboliek transformeert de verschijning in idee, het idee in een beeld zodanig dat die idee oneindig werkzaam en onbereikbaar blijft in het beeld en, zelfs al wordt ze in alle talen uitgesproken, toch onuitspreekbaar blijft.

Symboliek als activiteit spruit voort uit de menselijke aangeboren capaciteit een voorwerp op te vatten als een signaal, waardoor dit een bindmiddel wordt tussen twee psychosensoriële gebeurtenissen, enkel door het feit dat dit voorwerp voorkomt in een eens beleefde ervaring.

Als voorbeeld: zwaard, kelk, pentagram en staf, voorkomend in de (initiële) inwijding, worden voor de ingewijde een bindmiddel met elke nieuwe rituele bijeenkomst en zijn stimulans tot een herbeleving en verdieping van de vroegere ervaring. Materiële elementen verwerven aldus, door een effectieve participatie aan een gebeurtenis, het vermogen deze gebeurtenis later weer op te roepen.

Dit vermogen krijgen ze, omdat ze in en door de ervaring bekleed worden met de gevoelslading die verbonden is met de gebeurtenis. Symboliek in actie berust dus op een emotionele associatiemogelijkheid en toont een belangrijk element van de dieptestructuur van elke persoon: wij leggen namelijk spontaan voortdurend symbolische relaties.

Binnen orde zien we, dat elke dergelijke symbolische ervaring meestal gedeeld zijn en ook coextentsief kan zijn met een groep. In de meeste gevallen hebben we te doen met een gestructureerde groep die een center of union, een centrum van eenmaking, of eenwording wil zijn, ondanks de ongelijkheid van de diverse deelnemers op het persoonlijke rationele niveau.

Dit is het centrale ethos van binnen de orde. Enkel het niveau van de in het rituaal gezamenlijk beleefde emotionele ervaring rond de geprojecteerde, want niet echt bestaande, en toch uitgebeelde universele eenheid is in staat een band te scheppen tussen persoonlijke diversiteiten en over ruimte en tijd heen.

Juist doordat riten symbolen in handeling zijn, zijn zij naar hun diepste wezen tekens die het gemeenschappelijk evenement, namelijk een geprojecteerde (utopische) universele eenheid oproepen. Worden ze door de deelnemers aan het ritueel als dusdanig ervaren

Het menselijk niveau waarop de inwijding en elk (magisch) rituaal plaatsvindt is dus niet de ratio, zoals dat met de meeste opnameceremonies in de meeste gestructureerde groepen wél het geval is. Ze zijn een voorstelling, een opvoering van symbolen, gebaseerd en gericht op de dieptestructuur van de menselijke persoonlijkheid, vertrekkend uit en zich richtend op de beleefde ervaring. Ondanks het onvermijdelijk gebruik van rationele elementen, beweegt ze zich dus niet fundamenteel op het niveau van de discursiviteit en is ze eminent irrationeel, zowel wat haar geprojecteerde doelstelling (universele eenheid, de onzichtbare Tempel van de Mensheid) als
haar werkwijze (symboliek in actie), middelen (symbolen) en perceptie (inwerking op de ‘edele gevoelens’,

De term inwijding wordt gewoonlijk gebruikt voor de opname in een orde of geheim genootschap. Initiatie wordt niet gedefinieerd, zoals we al weten, als informatie- of kennisoverdracht of als mededeling van hogere of geheime kennis. Ze is een opname in een specifieke groep en doordat deze groep een symbolisch, initiatiek genootschap is, is de inwijding op de eerste plaats een opname in een specifieke groepservaring, met als centrum de Tempel en de daarin plaatshebbende rituelen en inwijdingen. Beide elementen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

De opneming in de groep verwijst naar het collectief karakter van de ervaring: enkel het deel uitmaken van de groep maakt het voor de deelnemer mogelijk ze op te doen, uit te breiden en te verdiepen. Het gaat dus in de het werken binnen een orde niet over een solistische of het individuele of met één andere persoon gedeelde ervaring. Wat men als lid van een orde meemaakt is co-extensief met de acterende deelnemers en idealiter ook met de volledige doelstelling of leer achter de orde.

Dit betekend dat de inwijding met al haar componenten een rituele introductie is in een eenwordingservaring, waarbij aan de inwijdeling fundamentele symbolische thema’s worden aangereikt in en door de gezamenlijke activiteit van de inwijdende loge of orde Dit is enorm belangrijk: in een inwijding komt er niets tot stand zonder de actie van de al reeds inwijdende Broeders en Zusters, zoals ook in heel het verdere gezamenlijke werk niets kan worden gerealiseerd zonder hen. Naast deze gezamenlijke ervaring weg kan men als individu er uiteraard ook voor kiezen om solistisch te weken. Hierbij mist men echter de kracht van de interactie met andere leden van de orde of groep.

Het boevenstaande is daarom beslist geen pleidooi voor het kleurloos onpersoonlijk opgaan in een dominante collectiviteit. Het gaat eerder om het zich lanceren in een dynamische ervaring, waarin zowel de individuele persoon als wel de groep zichzelf blijven, maar ook zichzelf voortdurend corrigeren en overstijgen door de actieve inwerking van de symbolische eenwordingservaring, altijd gebrekkig maar altijd stuwend en daarom ook altijd aanzettend tot het kritisch bevragen van zichzelf. Met het oog op de reële ontwikkeling en verwerving van inzichten en kennis.

Een treffende karakteristiek van elke rituele bijeenkomst en dus ook elke inwijding is in dit verband het aspect herhaalde handeling. Een op symboliek gebaseerde ervaringshandeling of rituaal is telkens herhaalbaar, omdat de gevoelens erdoor opgewekt precies door de herhaling verbreden en verdiepen en de ‘betekenissen’ eveneens variëren en/of nieuwe facetten krijgen.

Onvermijdelijk bij een inwijding zijn de rationele elementen, maar zij zijn fundament noch doel van de inwijding. Hierdoor kunnen we dan ook aannemen dan ook dat voorafgaande rationele kennis van het algemeen verloop van een inwijding of zelfs gedetailleerde kennis weinig of geen relevantie heeft voor de inwijding zelf. De kwaliteit van een inwijding wordt niet verlaagd door voorkennis, omdat initiatie zich op een heel ander niveau dan het rationele afspeelt of zich tenminste zou moeten afspelen.

De meest omstandige rationele kennis over wat er tijdens rituelen of inwijdingen plaatsheeft is nog altijd geen ervaring. Kennis is uitdrukbaar in beschrijvingen theorieën, stellingen en min of meer exacte rationele taal. Ervaring doe je op door de ervaring zelf en in dit geval door de specifieke groepservaring van inwijding en van rituaal in het algemeen.

Om nu terug te komen op de verlaging van het verrassingseffect bij partiële of zelfs volledige voorkennis, meen ik dat dit de een orde, genootschap of magische zich hier niet om moet bekommeren. Een verrassingseffect kan zich immers op tenminste twee niveaus voordoen, het rationele en het sensorieel-emotionele. Indien een ingewijde zou zeggen: “Ik ben niets nieuws te weten gekomen en was dus op dat niveau niet verrast,” dan is dat een rationele uitspraak. Voegt hij eraan toe: “Ondanks mijn voorkennis heeft de inwijding mij echt gepakt,” dan is hij echt ingewijd.

Je kan een theoretische kennis hebben over een sinaasappel: vorm, doorsnede, kleur, zwaarte, chemische eigenschappen, landen van oorsprong, etc., maar zolang je geen sinaasappel hebt geproefd, weet je niet waarmee je te doen hebt. Ik wil hiermee enkel het niveau van de inwijdingservaring illustreren, eraan toevoegend dat bij die gelegenheid elke aanwezige deelnemer in één en dezelfde sinaasappel bijt, en niet in evenveel sinaasappels als er deelnemers aanwezig zijn.

In geen geval heb ik de bedoeling te suggereren dat ervaring binnen een (magische orde, genootschap of loge, altijd leidt tot een explosie van aangename smaken, want feitelijke magie smaakt soms ook zo zuur als een citroen.

Om af te sluiten nog een paar conclusies die uit deze beschouwingen te trekken zijn. Een in te wijden persoon moet niet primair georiënteerd worden, op kennis over de oude mysteriën of magie. In onze tijd is die oriëntatie er sowieso. Het is de taak van Magus of hoofd van de orde een inwijding in het algemeen te duiden als een symbolische ervaring, te peilen naar de aanleg van de kandidaat voor symboliek en rituaal en hem in die richting te stimuleren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten