Het zogenaamde Dodenboek is een verzameling teksten, die, geschreven op papyrussen of op doodkisten, gevonden zijn in de graven. Geen uitgave is er bekend, die alle stukken bevat; de volgorde is dus samengesteld door vergelijking met vele voorbeelden.
De oude naam van deze teksten is: "Hoofdstukken over het Aanschouwen van het Levenslicht"; de moderne naam is: "Doodenboek", daar het klaarblijkelijk een handleiding is voor de behandeling van de dooden. Het bevat een serie gebeden, lofzangen, magische formulieren en toespelingen op mythologische verhalen, die men, naar men meende, noodzakelijk moest kennen om te ontsnappen aan de gevaren van het leven hiernamaals. Het is klaarblijkelijk zeer oud, want zelfs in de oudst bekende voorbeelden, de Pyramiden Teksten van de VIde dynastie, is de tekst dikwijls zeer gebrekkig. De Pyramiden Teksten vertoonen sporen van zeer primitieve gebruiken en eerediensten, waarvan er vele verloren gegaan zijn in de latere vormen van het Doodenboek.
De geschiedenis, die verhaald wordt onder de naam van het Zwarte Zwijn, heeft betrekking op een voorval in de oorlog tusschen Horus en Set en is nergens anders bekend. Waarschijnlijk waren er veel zulke legenden in omloop in het oude Egypte, maar weinig zijn er ongeschonden bewaard gebleven. Horus was de groote helden-god, en zooals bij de helden van andere landen het geval is, werden de legenden van andere kampioenen op hem overgedragen. Sommige van zijn heldendaden en avonturen schijnen zoo bekend te zijn geweest, dat een toespeling reeds voldoende was om ze de lezer in 't geheugen terug te roepen.
Somtijds wordt er een kort en voor ons verward verhaal gegeven, zooals in hoofdstuk CXIII van het Doodenboek, waarin verteld wordt, hoe Horus zijn handen en armen, die hij verloren heeft in een moeras, terugkrijgt, op een manier, die de modernen lezer weinig zegt.
Een groot aantal legenden zijn bewaard gebleven in magische papyrussen, maar zelfs onder deze is het aantal aanduidingen en toespelingen grooter dan het aantal complete legenden. Zoo staat er in de Demotische Papyrus te Londen en te Leiden een bezwering tegen koorts, die aldus begint: "Horus reed op een middag in het groene seizoen een heuvel op, gezeten op een wit paard. Hij treft de goden aan bij het eten en zij noodigen hem uit deel te nemen aan de maaltijd, maar hij weigert, omdat hij koorts heeft." Dit is alles, wat er gezegd wordt, maar het is klaarblijkelijk een zinspeling op een heel bekende geschiedenis.
De reden, waarom de stad Pé aan Horus gegeven werd, weet ik en zal ik u vertellen.
Er bestaat tusschen Horus en Seth vijandschap en haat, oorlog en strijd. Altijd duurt de strijd voort en de strijders gaan woedend te keer en de overwinning is nog door geen van beiden behaald, hoewel de Goden met Horus zijn.
Seth is listig en sluw en tracht meer door slimheid dan door moed en ervarenheid in de strijd te overwinnen, en verder bezit hij de macht een willekeurige gedaante aan te nemen, zoodat hij zoowel de menschen als de Goden misleiden kan. Deze macht bezit Seth, maar de macht van Horus is niet dezelfde; want de rechtschapenheid en de waarheid zijn eigenschappen van Horus; bedrog en valschheid worden bij hem niet gevonden. Wie in de blauwe oogen van Horus kijkt, kan daarin de toekomst weerspiegeld zien en zoowel de Goden als de menschen zoeken Horus op om te vernemen, wat de toekomst zal brengen.
Seth kwam te weten, dat Ra Horus raadplegen wilde en hem dunkte, dat dit een goede gelegenheid was Horus kwaad te doen, indien hij de gedaante aannam van een Zwart Zwijn.
Woest was zijn voorkomen, lang en scherp zijn slagtanden en zijn kleur was zwart als een onweerswolk; wild en kwaadaardig was zijn blik en vervulde de harten der menschen met vrees.
Toen kwam Koning Ra tot Horus en sprak tot hem, zeggende: "Laat mij in uw oogen zien en aanschouwen, wat er gebeuren zal." En hij keek in de oogen van Horus en hun kleur was die van de Groote Groene Wateren, wanneer de zonnelucht er zich in weerspiegelt. En terwijl hij keek, ging het Zwarte Zwijn voorbij. Ra wist niet, dat het de Booze God was en hij riep tot Horus: "Kijk eens naar dat Zwarte Zwijn! Nooit heb ik zoo'n groot en woest beest gezien".
En Horus keek: ook hij kende Seth niet in deze vreemde gedaante en dacht, dat het een wilde beer was uit de bosschen van het Noordelijke Land. Hij was dus niet meer op zijn hoede en weerloos tegen zijn vijand.
Toen wierp Seth een vuurstraal in het oog van Horus en Horus schreeuwde luid van de pijn, die veroorzaakt werd door het vuur en kermde hevig en riep: "Het is Seth en hij heeft mij vuur in de oogen geworpen".
Maar Seth was er niet meer, want hij had zich uit de voeten gemaakt en het Zwarte Zwijn werd niet meer gezien. En Ra vervloekte het zwijn om Seth en zeide: "Laat het zwijn door Horus verafschuwd worden".
En tot op dezen dag offeren de menschen het zwijn, wanneer de Maan vol is, omdat Seth, de vijand van Horus en de moordenaar van Osiris, zijn gedaante aannam om de blauwoogigen God kwaad te doen. En om deze reden zijn ook de zwijnehoeders onrein in het land van Egypte; nooit mogen zij de tempels betreden en aan de Goden offeren en hun zonen en dochters mogen niet huwen met de aanbidders der Goden.
En toen de oogen van Horus genezen waren, gaf Ra hem de stad Pé en hij gaf hem twee priester in de stad Pé en twee priesters in de stad Nekken om bij hem te zijn als eeuwige rechters.
Toen was het hart van Horus blijde en hij verheugde zich en door de blijdschap van Horus tooide de aarde zich met bloemen en onweerswolken en regen kwamen niet voor.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten